28.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 227/13


Hogere voorziening ingesteld op 29 mei 2012 door Volkswagen AG tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 maart 2012 in zaak T-63/09, Volkswagen AG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-260/12 P)

2012/C 227/19

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Volkswagen AG (vertegenwoordigers: H.-P. Schrammek, C. Drzymalla, S. Risthaus, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 maart 2012 in zaak T-63/09 volledig te vernietigen.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 21 maart 2012 in zaak T-63/09, waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep van Volkwagen AG tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 9 december 2008 (zaak R 749/2007-2) inzake een oppositieprocedure tussen Volkswagen AG en Suzuki Motor Corporation.

Rekwirante voert de volgende middelen aan:

procedurele gebreken door schending van het recht om te worden gehoord en een onjuiste voorstelling van de feiten;

schending van het Unierecht door onjuiste toepassing van artikel 8, lid 1, sub b, en lid 2, sub a, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk. (1)

Het Gerecht heeft rekwirantes recht om te worden gehoord geschonden en de feiten onjuist voorgesteld doordat het is voorbijgegaan aan de uiteenzetting van de feiten door rekwirante. Anders dan het Gerecht heeft vastgesteld, heeft rekwirante uitvoerig uiteengezet dat de aanduiding SWIFT in het Engels een beschrijvende betekenis heeft. Evenmin heeft het Gerecht rekening gehouden met rekwirantes betoog in het verzoekschrift ter zake van de verschillende wijze waarop het relevante publiek de aanduiding „GTI” in enkele landen opvat.

Verder heeft het Gerecht ten onrechte het betoog van rekwirante afgewezen, volgens hetwelk de als voorbeeld voor een beschrijvende betekenis aangehaalde drielettertekens met de letter „I” in het register als merken met onderscheidend vermogen zijn ingeschreven. Het Gerecht heeft bovendien het recht op een eerlijk proces geschonden voor zover het een onderscheiden bewijswaarde heeft toegekend aan het feit van een merkinschrijving. Rekwirantes recht om te worden gehoord is geschonden voor zover het Gerecht is voorbijgegaan aan haar betoog inzake de positie van de aanduiding „GTI” op zich.

Ten slotte heeft het Gerecht de feiten onjuist voorgesteld voor zover het rekwirante ten onrechte een ontoereikend betoog met betrekking tot de handhaving in rechte van het merk „GTI” heeft verweten. Tevens is het Gerecht voorbijgegaan aan het betoog van rekwirante ter zake van de bewijskracht van de gegevens waaruit het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt de gestelde opvatting van het relevante publiek in Zweden heeft afgeleid.

Het Gerecht heeft artikel 8, leden 1 en 2, van verordening nr. 207/2009 onjuist toegepast en aldus het Unierecht geschonden. Een gemeenschapsmerkaanvraag moet worden afgewezen wanneer in één enkele lidstaat een ouder merkrecht bestaat voor een overeenstemmend merk waarmee kan worden verward. Het Gerecht heeft evenwel „de EU in haar geheel” onderzocht en daarbij ook aspecten van landen betrokken waarin een dergelijke merkenbescherming niet bestaat. Dit is in strijd met de rechtspraak van het Hof in de zaak „Matratzen Concord”. (2)

Het Gerecht heeft het Unierecht geschonden, voor zover het de aanduiding „GTI” als een beschrijvende aanduiding van technische aard heeft beschouwd, hoewel deze aanduiding in verschillende lidstaten als merk is ingeschreven. Het is enkel aan de nationale autoriteiten om te beslissen over de beschrijvende betekenis van een merk op hun respectieve grondgebied. Enkel bij indiening van een verzoek om nietigverklaring kan een instelling van de EU de ongeldigheid van een nationaal merk bij het onderzoek van verwarringsgevaar in overweging nemen.

Het Gerecht heeft verder ten onrechte nieuwe criteria geformuleerd om de zelfstandige onderscheidende plaats van een merkbestanddeel in een litigieus merk te onderzoeken. Verder heeft het Gerecht het Unierecht geschonden door te oordelen dat het merk als zodanig voor de consument niet volstaat om de commerciële herkomst van de waren vast te stellen, maar de consument zal zoeken naar verdere informatie buiten het aangevraagde merk en in het bijzonder naar gegevens over de producent op de waar. Ten slotte heeft het Gerecht de voorwaarden voor verwarringsgevaar in het kader van een serie van merken miskend, voor zover het de toevoeging van het merk „SWIFT GTI” aan de serie „Golf GTI” en „Lupo GTI” van rekwirante heeft afgewezen.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).

(2)  Beschikking van het Hof van 28 april 2004 in zaak C-3/03 P, Matratzen Concord, Jurispr. blz. I-3657.