9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 165/13


Hogere voorziening ingesteld op 27 maart 2012 door Xeda International SA, Pace International LLC tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 19 januari 2012 in zaak T-71/10, Xeda International SA, Pace International LLC/Europese Commissie

(Zaak C-149/12 P)

2012/C 165/21

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwiranten: Xeda International SA, Pace International LLC (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem, C. Mereu, avocats)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwiranten verzoeken het Hof:

het arrest van het Gerecht in de zaak T-71/10 te vernietigen; en

de beschikking waarbij difenylamine niet werd opgenomen in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1) en waarbij de lidstaten de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten uiterlijk op 30 mei 2010 moesten intrekken, nietig te verklaren;

subsidiair, de zaak naar het Gerecht terug te wijzen voor afdoening van het door rekwiranten ingestelde beroep tot nietigverklaring; en

verweerder te verwijzen in alle kosten van deze procedure (met inbegrip van de kosten voor het Gerecht).

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwiranten betogen dat het Gerecht het recht van de Unie heeft geschonden door hun beroep tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie waarbij difenylamine niet werd opgenomen in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad en waarbij de lidstaten de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten uiterlijk op 30 mei 2010 moesten intrekken, te verwerpen. Rekwiranten betogen inzonderheid dat het Gerecht de feiten en de op de situatie van rekwiranten toepasselijke bepalingen op een aantal punten onjuist heeft uitgelegd en daardoor blijk heeft gegeven van een aantal onjuiste rechtsopvattingen, inzonderheid

door te oordelen dat de mogelijke vorming van nitrosaminen niet het voornaamste doel was van de vaststelling van de beschikking van de Commissie, terwijl de redenering van het Gerecht in het arrest het tegenovergestelde standpunt verdedigde.

door twee stadia in het evaluatieproces voor difenylamine op grond van verordening nr. 1490/2002 (2), gewijzigd bij verordening nr. 1095/2007 (3), door elkaar te halen, waardoor het Gerecht ten onrechte heeft beslist dat de rechten van verdediging van rekwiranten niet waren geschonden.

door te oordelen dat de vraag inzake de mogelijke vorming van nitrosaminen werd opgeworpen in juni 2008 in plaats van in januari 2008, zoals de bewijsstukken duidelijk aantoonden, is de beslissing van het Gerecht dat de vertraging in het proces door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid geenszins het recht heeft geschonden van rekwiranten om steun voor de opneming van difenylamine in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad in te trekken, ongeldig.

Om deze redenen vorderen rekwiranten vernietiging van het arrest van het Gerecht in zaak T-71/10 en nietigverklaring van de beschikking van de Commissie waarbij difenylamine niet werd opgenomen in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad en waarbij de lidstaten de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten uiterlijk op 30 mei 2010 moesten intrekken.


(1)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie van 14 augustus 2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot wijziging van verordening (EG) nr. 451/2000 (PB L 224, blz. 23).

(3)  Verordening (EG) nr. 1095/2007 van de Commissie van 20 september 2007 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1490/2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414/EEG van de Raad en verordening (EG) nr. 2229/2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 246, blz. 19).