Zaak C‑473/12

Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars (BIV)

tegen

Geoffrey Englebert e.a.

[verzoek van het Grondwettelijk Hof (België) om een prejudiciële beslissing]

„Verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46/EG — Artikelen 10 en 11 — Informatieplicht — Artikel 13, lid 1, sub d en g — Uitzonderingen — Omvang van uitzonderingen — Privédetectives die handelen voor controle-instantie van gereglementeerd beroep — Richtlijn 2002/58/EG — Artikel 15, lid 1”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 november 2013

  1. Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Informatieplicht – Uitzonderingen – Verplichting voor lidstaten om deze uitzonderingen in het nationale recht om te zetten – Geen

    (Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 1)

  2. Harmonisatie van wetgevingen – Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens – Richtlijn 95/46 – Informatieplicht – Uitzonderingen – Omvang – Privédetectives die handelen voor controle-instantie van gereglementeerd beroep – Daaronder begrepen

    (Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 1, sub d)

  1.  Artikel 13, lid 1, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten niet verplicht zijn, maar wel de mogelijkheid hebben, om een of meerdere van de in die bepaling opgenomen uitzonderingen op de verplichting om de betrokkenen over de verwerking van hun persoonsgegevens te informeren, in hun nationale recht om te zetten.

    In dit verband zijn de bepalingen van richtlijn 95/46 noodzakelijkerwijs vrij algemeen, aangezien de richtlijn voor een groot aantal zeer uiteenlopende situaties moet gelden en deze richtlijn regels bevat die door een zekere soepelheid worden gekenmerkt, waardoor het in tal van gevallen aan de lidstaten wordt overgelaten om de bijzonderheden te regelen of een keuze uit verschillende mogelijkheden te maken.

    De lidstaten zijn niet verplicht om in hun nationale recht te voorzien in uitzonderingen om de in dit artikel 13, lid 1, sub a tot en met g, vermelde doeleinden te verwezenlijken, maar de wetgever heeft hun de keuze willen laten om te beslissen of, en in voorkomend geval voor welke doeleinden, zij wetgevende maatregelen vaststellen die met name beogen de omvang van de informatieverplichtingen ten aanzien van de betrokkene te beperken.

    Bovendien kunnen de lidstaten dergelijke maatregelen slechts vaststellen indien deze noodzakelijk zijn. De voorwaarde dat de maatregelen noodzakelijk moeten zijn, beperkt aldus de door die bepaling aan de lidstaten toegekende mogelijkheid, en betekent geenszins dat deze lidstaten verplicht zijn om in alle gevallen waarin aan deze voorwaarde is voldaan, in de betrokken uitzonderingen te voorzien.

    (cf. punten 31, 32, 53 en dictum)

  2.  De activiteit van een privédetective die voor een beroepsorganisatie onderzoek verricht naar schendingen van de beroepscode van een gereglementeerd beroep, valt onder de uitzondering van artikel 13, lid 1, sub d, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

    Daar deze richtlijn niet preciseert op welke wijze het onderzoek en de opsporing van schendingen van de regeling dient te gebeuren, staat zij niet eraan in de weg dat een beroepsorganisatie, zoals die welke het beroep van vastgoedmakelaar reglementeert, om haar opdracht uit te voeren een beroep doet op gespecialiseerde onderzoekers, zoals privédetectives, die met dit onderzoek en deze opsporing worden belast.

    Wanneer een lidstaat aldus ervoor heeft gekozen om de uitzondering van dat artikel in zijn recht om te zetten, kunnen de betrokken beroepsorganisatie en de voor die organisatie handelende privédetectives zich op die uitzondering beroepen en zijn zij niet onderworpen aan de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn opgenomen verplichting om de betrokkene te informeren.

    Omgekeerd geldt dat wanneer de lidstaat niet in deze uitzondering heeft voorzien, de betrokkenen moeten worden geïnformeerd over de verwerking van hun persoonsgegevens op de wijze die, met name wat de termijnen betreft, is vastgelegd in deze artikelen 10 en 11.

    Het staat de lidstaten dus vrij ervan uit te gaan dat deze beroepsorganisaties en de voor rekening van deze laatste handelende privédetectives over voldoende middelen beschikken om, niettegenstaande de toepassing van de artikelen 10 en 11 van deze richtlijn, de betrokken schendingen van de beroepscodes op te sporen zodat de omzetting van deze uitzondering in de interne rechtsorde niet nodig is om deze organisaties in staat te stellen hun opdracht, namelijk toezien op de eerbiediging van de regeling, te vervullen.

    (cf. punten 44‑46, 48, 53 en dictum)


Zaak C‑473/12

Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars (BIV)

tegen

Geoffrey Englebert e.a.

[verzoek van het Grondwettelijk Hof (België) om een prejudiciële beslissing]

„Verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46/EG — Artikelen 10 en 11 — Informatieplicht — Artikel 13, lid 1, sub d en g — Uitzonderingen — Omvang van uitzonderingen — Privédetectives die handelen voor controle-instantie van gereglementeerd beroep — Richtlijn 2002/58/EG — Artikel 15, lid 1”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 november 2013

  1. Harmonisatie van wetgevingen — Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46 — Informatieplicht — Uitzonderingen — Verplichting voor lidstaten om deze uitzonderingen in het nationale recht om te zetten — Geen

    (Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 1)

  2. Harmonisatie van wetgevingen — Bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46 — Informatieplicht — Uitzonderingen — Omvang — Privédetectives die handelen voor controle-instantie van gereglementeerd beroep — Daaronder begrepen

    (Richtlijn 95/46 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 1, sub d)

  1.  Artikel 13, lid 1, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten niet verplicht zijn, maar wel de mogelijkheid hebben, om een of meerdere van de in die bepaling opgenomen uitzonderingen op de verplichting om de betrokkenen over de verwerking van hun persoonsgegevens te informeren, in hun nationale recht om te zetten.

    In dit verband zijn de bepalingen van richtlijn 95/46 noodzakelijkerwijs vrij algemeen, aangezien de richtlijn voor een groot aantal zeer uiteenlopende situaties moet gelden en deze richtlijn regels bevat die door een zekere soepelheid worden gekenmerkt, waardoor het in tal van gevallen aan de lidstaten wordt overgelaten om de bijzonderheden te regelen of een keuze uit verschillende mogelijkheden te maken.

    De lidstaten zijn niet verplicht om in hun nationale recht te voorzien in uitzonderingen om de in dit artikel 13, lid 1, sub a tot en met g, vermelde doeleinden te verwezenlijken, maar de wetgever heeft hun de keuze willen laten om te beslissen of, en in voorkomend geval voor welke doeleinden, zij wetgevende maatregelen vaststellen die met name beogen de omvang van de informatieverplichtingen ten aanzien van de betrokkene te beperken.

    Bovendien kunnen de lidstaten dergelijke maatregelen slechts vaststellen indien deze noodzakelijk zijn. De voorwaarde dat de maatregelen noodzakelijk moeten zijn, beperkt aldus de door die bepaling aan de lidstaten toegekende mogelijkheid, en betekent geenszins dat deze lidstaten verplicht zijn om in alle gevallen waarin aan deze voorwaarde is voldaan, in de betrokken uitzonderingen te voorzien.

    (cf. punten 31, 32, 53 en dictum)

  2.  De activiteit van een privédetective die voor een beroepsorganisatie onderzoek verricht naar schendingen van de beroepscode van een gereglementeerd beroep, valt onder de uitzondering van artikel 13, lid 1, sub d, van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

    Daar deze richtlijn niet preciseert op welke wijze het onderzoek en de opsporing van schendingen van de regeling dient te gebeuren, staat zij niet eraan in de weg dat een beroepsorganisatie, zoals die welke het beroep van vastgoedmakelaar reglementeert, om haar opdracht uit te voeren een beroep doet op gespecialiseerde onderzoekers, zoals privédetectives, die met dit onderzoek en deze opsporing worden belast.

    Wanneer een lidstaat aldus ervoor heeft gekozen om de uitzondering van dat artikel in zijn recht om te zetten, kunnen de betrokken beroepsorganisatie en de voor die organisatie handelende privédetectives zich op die uitzondering beroepen en zijn zij niet onderworpen aan de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn opgenomen verplichting om de betrokkene te informeren.

    Omgekeerd geldt dat wanneer de lidstaat niet in deze uitzondering heeft voorzien, de betrokkenen moeten worden geïnformeerd over de verwerking van hun persoonsgegevens op de wijze die, met name wat de termijnen betreft, is vastgelegd in deze artikelen 10 en 11.

    Het staat de lidstaten dus vrij ervan uit te gaan dat deze beroepsorganisaties en de voor rekening van deze laatste handelende privédetectives over voldoende middelen beschikken om, niettegenstaande de toepassing van de artikelen 10 en 11 van deze richtlijn, de betrokken schendingen van de beroepscodes op te sporen zodat de omzetting van deze uitzondering in de interne rechtsorde niet nodig is om deze organisaties in staat te stellen hun opdracht, namelijk toezien op de eerbiediging van de regeling, te vervullen.

    (cf. punten 44‑46, 48, 53 en dictum)