ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

13 februari 2014 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing — Artikelen 49 VWEU, 101 VWEU en 102 VWEU — Diensten van verhuur van motorvoertuigen met chauffeur — Zuiver interne situatie — Bevoegdheid van het Hof — Voorwaarden voor ontvankelijkheid”

In de gevoegde zaken C‑419/12 en C‑420/12,

betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio (Italië) bij beslissingen van 20 juni 2012, ingekomen bij het Hof op 14 september 2012, in de procedures

Crono Service scarl e.a. (C‑419/12),

Anitrav – Associazione Nazionale Imprese Trasporto Viaggiatori (C‑420/12)

tegen

Roma Capitale,

Regione Lazio (C‑420/12),

in tegenwoordigheid van:

UGL Taxi – Unione Generale del Lavoro Taxi e.a.,

Codacons – Coordinamento delle associazioni per la tutela dell’ambiente e dei diritti degli utenti e consumatori (C‑420/12),

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: M. Ilešič, kamerpresident, C. G. Fernlund, A. Ó Caoimh (rapporteur), C. Toader en E. Jarašiūnas, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Impellizzeri, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 juni 2013,

gelet op de opmerkingen van:

Crono Service scarl e.a., vertegenwoordigd door P. Troianiello, avvocato,

Anitrav – Associazione Nazionale Imprese Trasporto Viaggiatori, vertegenwoordigd door M. Piancatelli en V. Porro, avvocati,

Roma Capitale, vertegenwoordigd door R. Rocchi en A. Rizzo, avvocati,

UGL Taxi – Unione Generale del Lavoro Taxi e.a., vertegenwoordigd door N. Moravia en M. Giustiniani, avvocati,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Moro en J. Hottiaux als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 september 2013,

het navolgende

Arrest

1

De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van de artikelen 3 VEU, 3 VWEU tot en met 6 VWEU, 49 VWEU, 101 VWEU en 102 VWEU.

2

Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van twee gedingen, het ene tussen Crono Service scarl en honderdelf andere verzoekende partijen, enerzijds, en Roma Capitale, anderzijds, en het andere tussen Anitrav – Associazione Nazionale Imprese Trasporto Viaggiatori, enerzijds, en Roma Capitale en Regione Lazio, anderzijds, over de regeling van de uitoefening van de activiteit van verhuur van motorvoertuigen met chauffeur („noleggio con conducente”; hierna: „verhuur met chauffeur”).

Italiaans recht

Nationale regeling

3

Artikel 1 van de legge n. 21, recante quadro per il trasporto di persone mediante autoservizi pubblici non di linea (wet nr. 21 houdende het kader voor het personenvervoer met niet-geregelde openbare vervoersdiensten) van 15 januari 1992 (GURI nr. 18 van 23 januari 1992), zoals gewijzigd bij besluitwet nr. 207 van 30 december 2008 (GURI nr. 304 van 31 december 2008), die na wijziging in een wet is omgezet bij wet nr. 14 van 27 februari 2009 (supplemento ordinario bij GURI nr. 49 van 28 februari 2009; hierna: „wet nr. 21/1992”), geeft de volgende definitie van „niet-geregelde openbare vervoersdiensten”: „vervoersdiensten die voorzien in collectief of individueel vervoer van personen teneinde het geregelde openbare vervoer aan te vullen en te versterken”.

4

Artikel 3 van wet nr. 21/1992 bepaalt:

„1.   De dienst van verhuur met chauffeur is gericht op specifieke gebruikers die op de plaats van de stalling speciaal verzoeken om een prestatie van een bepaalde duur en/of een rit.

2.   De voertuigen dienen in de stallingen te worden geparkeerd [...]

3.   De vestiging van de vervoersonderneming en de stalling bevinden zich op het grondgebied van de vergunningverlenende gemeente.”

5

Artikel 4 van die wet bepaalt dat „de regio’s de criteria definiëren die de gemeenten in acht dienen te nemen bij het opstellen van hun besluiten betreffende de uitoefening van de niet-geregelde openbare vervoersdiensten, en de uitoefening van administratieve uitvoeringstaken delegeren aan lokale overheden, [...] teneinde te komen tot een globale benadering van het niet-geregelde openbaar vervoer die aansluit op de andere vervoerswijzen, in het kader van de economische en territoriale planning”, en dat „de lokale overheden, waaraan de uitoefening van administratieve taken is gedelegeerd [...], met inachtneming van de regionale regelgeving de uitoefening van de niet-geregelde openbare vervoersdiensten regelen via specifieke besluiten, die, met het oog op een betere stroomlijning en een grotere doeltreffendheid, op agglomeratieniveau worden geüniformiseerd”.

6

Artikel 5, lid 1, van die wet luidt:

„De gemeenten stellen in het kader van de besluiten betreffende de uitoefening van de niet-geregelde openbare vervoersdiensten het volgende vast:

a)

het aantal en het type voertuigen [...] dat voor elke dienst dient te worden ingezet;

[...]

d)

de criteria en de voorwaarden voor de afgifte van de vergunning voor het verrichten van taxivervoer en de vergunning voor het verrichten van huurdiensten met chauffeur.”

7

Op grond van artikel 5 bis van wet nr. 21/1992, met als opschrift „Toegang tot het grondgebied van andere gemeenten”, mogen gemeenten de toegang tot hun grondgebied en inzonderheid hun zones met beperkt verkeer („Zone a traffico limitato”) regelen voor houders van door andere gemeenten afgegeven vergunningen, „door middel van een voorafgaande mededeling waarin zij op erewoord verklaren dat zij voldoen aan de in de onderhavige wet gestelde exploitatievereisten en de gegevens meedelen betreffende de dienst waarop de mededeling en/of de betaling van een toegangsheffing betrekking heeft”.

8

Artikel 8 van wet nr. 21/1992 bepaalt:

„1.   De vergunning voor het verrichten van taxivervoer en de vergunning voor de verhuur van voertuigen met chauffeur worden via een aanbestedingsprocedure door de gemeente verleend aan de personen die eigenaar zijn van een voertuig [...] of daarover beschikken op grond van een leasingovereenkomst; deze personen kunnen het voertuig alleen dan wel gemeenschappelijk beheren.

2.   De vergunning betreft één enkel voertuig [...]. Een persoon kan [...] houder zijn van meerdere vergunningen voor de verhuur van voertuigen met chauffeur [...].

3.   Een vergunning voor de verhuur van voertuigen met chauffeur kan alleen worden verkregen en behouden, indien de belanghebbende op basis van een geldige titel beschikt over een vestiging [en] een stalling [...] die gelegen is op het grondgebied van de gemeente die de vergunning heeft afgegeven.”

9

Artikel 11, lid 4, van wet nr. 21/1992 luidt:

„Reserveringen van voertuigen met chauffeur worden gedaan bij de betrokken stalling. Elke verhuur van een voertuig met chauffeur begint en eindigt bij de stalling die zich bevindt binnen de vergunningverlenende gemeente. Het voertuig dient daar terug te keren, zij het dat de klant op het grondgebied van andere gemeenten kan in‑ en uitstappen.”

Regionale regeling van Lazio

10

Artikel 5 van de legge regionale del Lazio del 26 ottobre 1993, n. 58, recante disposizioni per l’esercizio del trasporto pubblico non di linea e norme concernenti il ruolo dei conducenti dei servizi pubblici di trasporto non di linea, di cui all’articolo 6 della legge n. 21/1992 (regionale wet nr. 58 van Lazio van 26 oktober 1993 inzake bepalingen betreffende het verrichten van niet-geregeld openbaar vervoer en voorschriften betreffende de rol van de chauffeurs van niet-geregelde openbaarvervoersdiensten, als bedoeld in artikel 6 van wet nr. 21/1992) (Bollettino ufficiale della Regione Lazio nr. 31 van 10 november 1993), zoals gewijzigd bij artikel 58 van regionale wet nr. 27 van Lazio van 28 december 2006 (supplemento ordinario nr. 5 bij het Bollettino ufficiale della Regione Lazio nr. 36 van 30 december 2006; hierna: „regionale wet nr. 58/1993”) luidt:

„De verhuur van voertuigen met chauffeur is gericht op specifieke gebruikers die bij de vestiging van de vervoerder speciaal verzoeken om een prestatie van een bepaalde duur en/of een rit. De klant stapt op, of de dienst vangt aan, op het grondgebied van de vergunningverlenende gemeente. De klant wordt vervoerd naar om het even welke bestemming. De voertuigen worden in de stallingen geparkeerd.”

11

Artikel 10 van regionale wet nr. 58/1993, met als opschrift „Verplichtingen van houders van een vergunning voor het verrichten van taxivervoer en van een vergunning voor de verhuur van voertuigen met chauffeur”, bepaalt in lid 2:

„Onverminderd het bepaalde [...], stapt de klant uitsluitend op en begint de dienst uitsluitend op het grondgebied van de vergunningverlenende gemeente, en wordt de klant naar om het even welke bestemming vervoerd, na voorafgaande instemming van de chauffeur indien de bestemming buiten het grondgebied van de gemeente ligt.”

12

Artikel 13 bis van die regionale wet voorziet in de criteria voor de berekening van het aantal taxivergunningen en het aantal vergunningen voor de verhuur met chauffeur binnen een bepaald gebied. Die bepaling luidt als volgt:

„1.   De provincie legt de criteria vast die de gemeenten in acht dienen te nemen bij de berekening van de plaatselijke behoefte aan taxidiensten en diensten van verhuur met chauffeur alsook bij de vaststelling, in de in artikel 14 bedoelde besluiten, van het aantal voertuigen [...] dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de eigenlijke diensten.

2.   De in het vorige lid bedoelde criteria houden rekening met, met name: a) de woonbevolking; b) de uitgestrektheid van het grondgebied; c) de intensiteit van de toerismestromen; d) de aanwezigheid van zorg‑ en verblijfsinstellingen en van centra die leiden tot meer vervoersbewegingen; e) het aanbod van ander openbaar vervoer, en f) het aantal vergunningen dat reeds is verleend.

3.   De provincie voert de in lid 1 bedoelde taken uit nadat zij in het kader van een specifieke onderzoeksfase overleg heeft gepleegd met de gemeenten en de vertegenwoordigers van de betrokken beroepsgroepen.

[...]”

13

Artikel 17 van regionale wet nr. 58/1993 voorziet in de voorwaarden voor inschrijving in het provinciale register van chauffeurs. Lid 1, sub a, van dit artikel bepaalt dat als voorwaarde voor inschrijving geldt dat de betrokkene „Italiaans onderdaan of onderdaan van een land van de Europese Economische Gemeenschap [is]”.

Gemeentelijke regeling van Rome

14

Bij besluit nr. 68 van de gemeenteraad van Rome van 8 en 9 november 2011 houdende de gewijzigde tekst van het reglement inzake niet-geregelde openbare vervoersdiensten, heeft de gemeente Rome het reglement inzake niet-geregelde openbare vervoersdiensten (hierna: „Regolamento capitolino”) goedgekeurd.

15

Artikel 8, lid 3, van het Regolamento capitolino bepaalt met name dat voor de verhuur van voertuigen met chauffeur „het opstappen door de klant, of de aanvang van de dienst, met om het even welke bestemming, plaatsvindt op het grondgebied van de vergunningverlenende gemeente, met inachtneming van de verplichtingen waarin is voorzien bij artikel 11, leden 3 en 4, van wet nr. [21/1992]”.

16

Volgens artikel 9, lid 2, van het Regolamento capitolino is voor de verhuur met chauffeur vereist dat op het grondgebied van de gemeente een stalling aanwezig is, die geschikt is voor het stallen van de bij de dienst gebruikte voertuigen.

17

Artikel 29, lid 1, van het Regolamento capitolino bepaalt dat „de [voor de verhuur met chauffeur gebruikte] voertuigen met een door de gemeente Rome [...] afgegeven vergunning uitsluitend in stallingen mogen worden geparkeerd die in de vergunning zijn vermeld, waar zij ter beschikking moeten staan voor gebruik”. Artikel 29, lid 2, van bedoeld Regolamento bepaalt dat de houders van door andere gemeenten afgegeven vergunningen voor verhuur van voertuigen met chauffeur slechts „toegang hebben tot het grondgebied van Roma Capitale [de hoofdstad Rome] en tot de zones met beperkt verkeer” na op erewoord te hebben verklaard de exploitatievereisten van wet nr. 21 van 1992 „na te leven” en „eraan te voldoen”.

18

In dat verband regelt besluit nr. 403 van de Giunta (bestuurscollege) van de gemeente Rome van 14 december 2011 de voorwaarden en de procedure voor de afgifte van de vergunningen waarmee toegang tot het grondgebied van de Roma Capitale en tot de in het centrum daarvan ingestelde zones met beperkt verkeer wordt verleend aan voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer met chauffeur en beschikken over door andere gemeenten afgegeven vergunningen.

19

Krachtens twee besluiten die op 12 respectievelijk 22 maart 2012 op de internetsites van de gemeente Rome en van de Agenzia Roma Servizi per la Mobilità srl zijn bekendgemaakt en op 2 april 2012 in werking zijn getreden, moeten ondernemingen die voertuigen met chauffeur verhuren en beschikken over een vergunning van een andere gemeente dan Roma Capitale circa 90 EUR per jaar betalen voor de toegang tot de zones met beperkt verkeer van die gemeente.

Hoofdgedingen en prejudiciële vraag

20

De hoofdgedingen betreffen twee procedures tot nietigverklaring van het Regolamento capitolino, van besluit nr. 403 van de Giunta van de gemeente Rome van 14 december 2011, en van de hierboven in punt 19 van het onderhavige arrest vermelde besluiten van 12 en 22 maart 2012.

21

Verzoekers in de hoofdgedingen hebben een groot aantal met het Italiaanse of het Unierecht verband houdende onrechtmatigheden aangevoerd, die voortvloeien uit wet nr. 21/1992 zoals uitgevoerd in Roma Capitale door de artikelen 8, lid 3, 9, lid 2, en 29 van het Regolamento capitolino.

22

Hoewel de beroepen in de hoofdgedingen alle in punt 20 van het onderhavige arrest aangehaalde regelingen lijken te betreffen, blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat voor het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio in het kader van de verzoeken om een prejudiciële beslissing meer bepaald de bepalingen aan de orde worden gesteld van de artikelen 8, lid 3, 9, lid 2, en 29, leden 1 en 2, van het Regolamento capitolino „voor zover zij verwijzen naar de toepassing van artikel 11, lid 4, van wet [nr. 21/1992]”.

23

Volgens de verwijzende rechter lijkt de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde nationale regeling in strijd met artikel 49 VWEU en de „communautaire beginselen inzake mededinging” voor zover daarin is bepaald dat de vestiging van de vervoersonderneming en de stalling zich bevinden op het grondgebied van de vergunningverlenende gemeente, dat reserveringen van voertuigen met chauffeur worden gedaan bij de betrokken stalling, dat elke verhuur van een voertuig met chauffeur begint en eindigt bij de stalling die zich bevindt binnen de vergunningverlenende gemeente, en dat het voertuig daar terug dient te keren, zij het dat de klant op het grondgebied van andere gemeenten kan in‑ en uitstappen.

24

In die omstandigheden heeft het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld, die in de zaken C‑419/12 en C‑420/12 in gelijkluidende bewoordingen is geformuleerd:

„Staan artikel 49 VWEU, artikel 3 VEU alsook de artikelen [3 tot en met 6 VWEU], 101 [VWEU] en 102 VWEU in de weg aan de toepassing van de artikelen 3, lid 3, 8, lid 3, en 11 van wet [nr. 21/1992], voor zover deze respectievelijk bepalen: ‚De vestiging van de vervoersonderneming en de stalling bevinden zich op het grondgebied van de vergunningverlenende gemeente’; voorts: ‚Een vergunning voor de verhuur van voertuigen met chauffeur kan alleen worden verkregen en behouden, indien de belanghebbende op basis van een geldige titel beschikt over een vestiging, een stalling of een standplaats die gelegen is op het grondgebied van de gemeente die de vergunning heeft afgegeven’; en: ‚Reserveringen van voertuigen met chauffeur worden gedaan bij de betrokken stalling. Elke verhuur van een voertuig met chauffeur begint en eindigt bij de stalling die zich bevindt binnen de vergunningverlenende gemeente. Het voertuig dient daar terug te keren, zij het dat de klant op het grondgebied van andere gemeenten kan in‑ en uitstappen’[?]”

25

Bij beschikking van de president van het Hof van 5 november 2012 zijn de zaken C‑419/12 en C‑420/12 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

Beantwoording van de verzoeken om een prejudiciële beslissing

26

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of verschillende Unierechtelijke bepalingen in de weg staan aan bepaalde, in nationale, regionale en gemeentelijke regelingen vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een vergunning voor en de uitoefening van de activiteit van verhuur met chauffeur in de gemeente Rome.

27

Gezien de formulering van de vraag, zij om te beginnen eraan herinnerd dat het Hof zich in het kader van artikel 267 VWEU niet kan uitspreken over de uitlegging van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of over de verenigbaarheid daarvan met het Unierecht (zie met name arresten van 18 november 1999, Teckal, C-107/98, Jurispr. blz. I-8121, punt 33, en 23 maart 2006, Enirisorse, C-237/04, Jurispr. blz. I-2843, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

28

Uit vaste rechtspraak blijkt dat wanneer de vragen onjuist zijn geformuleerd of buiten het kader van de bij artikel 267 VWEU aan het Hof verleende opdracht treden, het aan het Hof staat om uit alle door de nationale rechter verschafte gegevens, met name uit de motivering van de verwijzingsbeslissing, de elementen van het Unierecht te putten die, gelet op het voorwerp van het geschil, uitlegging behoeven (zie met name arrest van 11 maart 2010, Attanasio Group, C-384/08, Jurispr. blz. I-2055, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Met het oog hierop staat het aan het Hof de hem voorgelegde vragen in voorkomend geval te herformuleren (zie met name arrest Attanasio Group, reeds aangehaald, punt 19; en arresten van 14 oktober 2010, Fuß, C-243/09, Jurispr. blz. I-9849, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 4 oktober 2012, Byankov, C‑249/11, punt 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

29

Overeenkomstig die rechtspraak kan worden aangenomen dat de verwijzende rechter, hoewel zijn vraag blijkens de bewoordingen ervan een directe toepassing van het Unierecht op de hoofdgedingen lijkt te beogen, in feite verzoekt om uitlegging van dit recht in het kader van die gedingen.

30

In die omstandigheden moet de vraag in die zin worden opgevat dat daarmee in wezen wordt gevraagd of artikel 49 VWEU of de mededingingsregels van de Unie aldus moeten worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan regelingen zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, voor zover deze, wat de verhuur met chauffeur betreft, voorzien in de in die vraag uiteengezette gedetailleerde verplichtingen.

31

Wat dienaangaande in de eerste plaats het mededingingsrecht van de Unie betreft, is het volgens vaste rechtspraak van het Hof wegens het vereiste om tot een voor de nationale rechter nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te komen, noodzakelijk dat deze rechter een omschrijving geeft van het feitelijke en juridische kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten uiteenzet waarop die vragen zijn gebaseerd. Die eisen gelden in het bijzonder op het gebied van de mededinging, dat door complexe feitelijke en juridische situaties wordt gekenmerkt (zie met name arrest Attanasio Group, reeds aangehaald, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en arrest van 10 mei 2012, Duomo Gpa e.a., C‑357/10–C‑359/10, punt 22).

32

In het onderhavige geval verschaffen de verwijzingsbeslissingen het Hof evenwel niet de gegevens, rechtens en feitelijk, die het nodig heeft om de voorwaarden vast te stellen waaronder regelingen als die van de hoofdgedingen onder het mededingingsrecht van de Unie zouden kunnen vallen. In het bijzonder verstrekken deze beslissingen geen enkele inlichting over het verband dat daarin wordt gelegd tussen dat recht en de hoofdgedingen of het voorwerp ervan.

33

Voor zover de prejudiciële vraag een uitlegging van het mededingingsrecht van de Unie betreft, moet zij dus niet-ontvankelijk worden verklaard (zie naar analogie met name arrest Duomo Gpa e.a., reeds aangehaald, punt 24, en arrest van heden, Airport Shuttle Express e.a., C‑162/12 en C‑163/12, punten 37‑42).

34

Wat in de tweede plaats artikel 49 VWEU betreft, staat vast dat alle elementen van de hoofdgedingen binnen één enkele lidstaat zijn gesitueerd. Bijgevolg dient te worden nagegaan of het Hof in de onderhavige zaken bevoegd is om een uitspraak te doen over deze bepaling (zie naar analogie met name arresten van 31 januari 2008, Centro Europa 7, C-380/05, Jurispr. blz. I-349, punt 64, en 22 december 2010, Omalet, C-245/09, Jurispr. blz. I-13771, punten 9 en 10, alsook arrest Duomo Gpa e.a., reeds aangehaald, punt 25).

35

Regelingen als die in de hoofdgedingen, die volgens de bewoordingen ervan zonder onderscheid van toepassing zijn op het grondgebied van de Italiaanse Republiek gevestigde marktdeelnemers en op in andere lidstaten gevestigde marktdeelnemers, kunnen immers in het algemeen slechts onder de bepalingen inzake de in het VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheden vallen voor zover zij van toepassing zijn op situaties die een verband vertonen met het handelsverkeer tussen de lidstaten (zie in die zin met name arresten van 7 mei 1997, Pistre e.a., C-321/94-C-324/94, Jurispr. blz. I-2343, punt 45, en 5 december 2000, Guimont, C-448/98, Jurispr. blz. I-10663, punt 21, alsook arrest Duomo Gpa e.a., reeds aangehaald, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

36

Wat meer in het bijzonder artikel 49 VWEU betreft, blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat deze bepaling niet kan worden toegepast op activiteiten die geen enkel aanknopingspunt hebben met een van de situaties waarop het recht van de Unie ziet, en waarvan alle relevante elementen geheel in de interne sfeer van één enkele lidstaat liggen (zie in die zin met name arresten van 8 december 1987, Gauchard, 20/87, Jurispr. blz. 4879, punt 12; 20 april 1988, Bekaert, 204/87, Jurispr. blz. 2029, punt 12; 1 april 2008, Regering van de Franse Gemeenschap en Waalse regering, C-212/06, Jurispr. blz. I-1683, punt 33, en 21 juni 2012, Susisalo e.a., C‑84/11, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37

In casu vertonen de hoofdgedingen een lokaal karakter en liggen de feiten van de hoofdgedingen geheel in de interne sfeer van één enkele lidstaat, zodat er niet kan van worden uitgegaan dat de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde regelingen grensoverschrijdende gevolgen hebben. Niets in de verwijzingsbeslissingen duidt erop dat de hoofdgedingen enig grensoverschrijdend belang hebben of aanknopen bij een van de situaties die door het Unierecht worden beheerst. In het bijzonder heeft de verwijzende rechter niet toegelicht hoe de in geding zijnde regelingen eraan in de weg zouden kunnen staan dat ondernemingen uit andere lidstaten dan de Italiaanse Republiek gebruikmaken van de in artikel 49 VWEU neergelegde vrijheid van vestiging.

38

Het is juist dat uit rechtspraak die is voortgekomen uit het reeds aangehaalde arrest Guimont blijkt dat zelfs in een zuiver nationale situatie, een antwoord op vragen over de fundamentele vrijheden van het Unierecht voor de verwijzende rechter toch nuttig zou kunnen zijn, met name wanneer het nationale recht hem voorschrijft dat een nationale burger dezelfde rechten toekomen als een burger van een andere lidstaat in dezelfde situatie aan het recht van de Unie kan ontlenen (zie met name arrest van 1 juli 2010, Sbarigia, C-393/08, Jurispr. blz. I-6337, punt 23, en arrest Susisalo e.a., reeds aangehaald, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39

In casu ziet het geval waarnaar in de in het vorige punt vermelde rechtspraak wordt verwezen in de context van de hoofdgedingen op de rechten die een onderdaan van een andere lidstaat dan de Italiaanse Republiek aan het Unierecht zou kunnen ontlenen indien hij zich in dezelfde situatie als verzoekers in de hoofdgedingen zou bevinden.

40

Met hun beroepen bij de verwijzende rechter lijken verzoekers in de hoofdgedingen te beogen op andere voorwaarden dan die welke thans voor hen gelden, of zelfs zonder enige voorwaarde toegang te verkrijgen tot het grondgebied van Roma Capitale, en inzonderheid tot de zones met beperkt verkeer op dat grondgebied, teneinde daar voertuigen met chauffeur te verhuren. Uit de verwijzingsbeslissingen blijkt evenwel dat een dergelijke toegang niet wordt beoogd om die activiteit duurzaam vanuit dat grondgebied uit te oefenen op grond van een daaraan verbonden vergunning, maar om die activiteit eerder ad hoc uit te oefenen vanuit andere gebieden en op basis van door andere gemeenten afgegeven vergunningen, echter zonder alle voorwaarden van deze laatste vergunningen te moeten naleven.

41

Anders dan de situaties die ten grondslag lagen aan arresten zoals het reeds aangehaalde arrest Attanasio Group en de arresten van 1 juni 2010, Blanco Pérez en Chao Gómez (C-570/07 en C-571/07, Jurispr. blz. I-4629), of van 26 september 2013, Ottica New Line Di Vincenzo (C‑539/11), gaat het bij de situatie die heeft geleid tot de beroepen in de hoofdgedingen niet om de vrijheid van vestiging maar, op het eerste gezicht, om het vrij verrichten van diensten.

42

Krachtens artikel 58 VWEU wordt het vrij verrichten van diensten op vervoersgebied echter niet geregeld door artikel 56 VWEU, maar door titel VI van het derde deel van het VWEU, waarin het gaat over het gemeenschappelijke vervoersbeleid (zie arrest van 22 december 2010, Yellow Cab Verkehrsbetrieb, C-338/09, Jurispr. blz. I-13927, punten 29 en 30). Bovendien, zoals de verwijzende rechter in herinnering brengt, valt de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde verhuur met chauffeur in wezen niet binnen de werkingssfeer van de op grond van artikel 91, lid 1, VWEU met het oog op de liberalisering van de vervoersdiensten vastgestelde bepalingen.

43

Gelet op de specifieke omstandigheden van de hoofdgedingen, zou een eventuele uitlegging van artikel 49 VWEU bijgevolg geen verband houden met een reëel geschil of met het voorwerp van die gedingen (zie naar analogie arrest Sbarigia, reeds aangehaald, punten 23, 24, 27 en 28). Zoals blijkt uit vaste rechtspraak van het Hof, is het Hof onbevoegd om in dergelijke omstandigheden een prejudiciële vraag te beantwoorden (zie in die zin met name arresten van 15 december 1995, Bosman, C-415/93, Jurispr. blz. I-4921, punt 61, en 1 oktober 2009, Woningstichting Sint Servatius, C-567/07, Jurispr. blz. I-9021, punt 43; arrest Omalet, reeds aangehaald, punt 11, en arrest van 7 juni 2012, Vinkov, C‑27/11, punt 44).

44

Gelet op een en ander, is het Hof niet bevoegd om de onderhavige door het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio ingediende verzoeken om een prejudiciële beslissing te beantwoorden voor zover deze betrekking hebben op de uitlegging van artikel 49 VWEU. Voor zover die verzoeken de uitlegging van andere bepalingen van Unierecht betreffen, moeten zij niet-ontvankelijk worden verklaard.

Kosten

45

Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

 

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd om de verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Tribunale amministrativo regionale per il Lazio (Italië) bij beslissingen van 20 juni 2012, in de gevoegde zaken C‑419/12 en C‑420/12 te beantwoorden voor zover deze betrekking hebben op de uitlegging van artikel 49 VWEU. Voor zover die verzoeken de uitlegging van andere bepalingen van Unierecht betreffen, zijn zij niet-ontvankelijk.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Italiaans.