Zaak C‑387/12

Hi Hotel HCF SARL

tegen

Uwe Spoering

(verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Verordening (EG) nr. 44/2001 — Internationale bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad — Handeling in een lidstaat die bestaat in deelneming aan een onrechtmatige handeling op het grondgebied van een andere lidstaat — Bepaling van de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 april 2014

  1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van de nationale rechter – Beoordeling van de noodzaak en relevantie van de prejudiciële vragen

    (Art. 267 VWEU)

  2. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in een context waarin een nuttig antwoord is uitgesloten – Vragen zonder verband met het voorwerp van het hoofdgeding

    (Art. 267 VWEU)

  3. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Begrippen gebruikt in deze verordening – Autonome uitlegging

    (Verordening nr. 44/2001 van de Raad)

  4. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Strikte uitlegging

    (Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

  5. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bijzondere bevoegdheden – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad – Plaats waar de schade is ingetreden en plaats van de schade veroorzakende gebeurtenis – Gestelde schade aan in de lidstaat van de aangezochte rechterlijke instantie beschermde vermogensrechten die aan het auteursrecht zijn verbonden – Meerdere vermeende veroorzakers die hebben gehandeld in verschillende lidstaten – Rechterlijke bevoegdheid op basis van de plaats van de schade veroorzakende gebeurtenis ten aanzien van een van de vermeende schadeveroorzakers die niet heeft gehandeld in het rechtsgebied van de aangezochte rechterlijke instantie – Ontoelaatbaarheid – Bevoegdheid van de aangezochte rechterlijke instantie op basis van de plaats waar de gestelde schade is ingetreden – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

    (Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 17)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 18)

  3.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 24)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 26)

  5.  Artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat wanneer er sprake is van meerdere vermeende veroorzakers van gestelde schade aan in de lidstaat van de aangezochte rechterlijke instantie beschermde vermogensrechten die aan het auteursrecht zijn verbonden, de rechterlijke instantie van een rechtsgebied waar de voor haar opgeroepen vermeende veroorzaker niet heeft gehandeld, krachtens deze bepaling niet bevoegd kan zijn op basis van de plaats van de schade veroorzakende gebeurtenis, maar wel op basis van de plaats waar de gestelde schade intreedt, als deze kan intreden in het rechtsgebied van de aangezochte rechterlijke instantie. In laatstbedoelde hypothese mag die rechterlijke instantie slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van haar lidstaat.

    De uitdrukking „plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen” in artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 doelt immers zowel op de plaats waar de schade is ingetreden als op de plaats van de gebeurtenis die deze schade heeft veroorzaakt, zodat de verweerder naar keuze van de eiser voor de rechter van de ene dan wel van de andere plaats kan worden opgeroepen.

    In omstandigheden waarin slechts één van meerdere vermeende veroorzakers van de gestelde schade is opgeroepen voor een rechterlijke instantie van het rechtsgebied waar hij niet heeft gehandeld, kan niet worden aangenomen dat de schade veroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan in het rechtsgebied van die rechterlijke instantie in de zin van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001.

    Daarentegen kan de rechterlijke instantie waarbij een vordering tot vaststelling van schending van een aan het auteursrecht verbonden vermogensrecht aanhangig is gemaakt, op basis van de plaats waar de schade is ingetreden bevoegd zijn om kennis te nemen van een vordering inzake onrechtmatige daad wanneer de lidstaat op het grondgebied waarvan die rechter zich bevindt de door de eiser ingeroepen vermogensrechten beschermt en de gestelde schade in het rechtsgebied van de aangezochte rechterlijke instantie kan intreden.

    Voor zover echter de door de lidstaat van de aangezochte rechterlijke instantie verleende bescherming alleen geldt voor het grondgebied van die lidstaat, mag de rechterlijke instantie die is aangezocht op basis van de plaats waar de schade is ingetreden, slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van die lidstaat.

    (cf. punten 27, 31, 35, 38, 40 en dictum)


Zaak C‑387/12

Hi Hotel HCF SARL

tegen

Uwe Spoering

(verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Verordening (EG) nr. 44/2001 — Internationale bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad — Handeling in een lidstaat die bestaat in deelneming aan een onrechtmatige handeling op het grondgebied van een andere lidstaat — Bepaling van de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 april 2014

  1. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van de nationale rechter — Beoordeling van de noodzaak en relevantie van de prejudiciële vragen

    (Art. 267 VWEU)

  2. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Grenzen — Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in een context waarin een nuttig antwoord is uitgesloten — Vragen zonder verband met het voorwerp van het hoofdgeding

    (Art. 267 VWEU)

  3. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Begrippen gebruikt in deze verordening — Autonome uitlegging

    (Verordening nr. 44/2001 van de Raad)

  4. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Bijzondere bevoegdheden — Strikte uitlegging

    (Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

  5. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Bijzondere bevoegdheden — Bevoegdheid inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad — Plaats waar de schade is ingetreden en plaats van de schade veroorzakende gebeurtenis — Gestelde schade aan in de lidstaat van de aangezochte rechterlijke instantie beschermde vermogensrechten die aan het auteursrecht zijn verbonden — Meerdere vermeende veroorzakers die hebben gehandeld in verschillende lidstaten — Rechterlijke bevoegdheid op basis van de plaats van de schade veroorzakende gebeurtenis ten aanzien van een van de vermeende schadeveroorzakers die niet heeft gehandeld in het rechtsgebied van de aangezochte rechterlijke instantie — Ontoelaatbaarheid — Bevoegdheid van de aangezochte rechterlijke instantie op basis van de plaats waar de gestelde schade is ingetreden — Toelaatbaarheid — Voorwaarden

    (Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 5, punt 3)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 17)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 18)

  3.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 24)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 26)

  5.  Artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat wanneer er sprake is van meerdere vermeende veroorzakers van gestelde schade aan in de lidstaat van de aangezochte rechterlijke instantie beschermde vermogensrechten die aan het auteursrecht zijn verbonden, de rechterlijke instantie van een rechtsgebied waar de voor haar opgeroepen vermeende veroorzaker niet heeft gehandeld, krachtens deze bepaling niet bevoegd kan zijn op basis van de plaats van de schade veroorzakende gebeurtenis, maar wel op basis van de plaats waar de gestelde schade intreedt, als deze kan intreden in het rechtsgebied van de aangezochte rechterlijke instantie. In laatstbedoelde hypothese mag die rechterlijke instantie slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van haar lidstaat.

    De uitdrukking „plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen” in artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 doelt immers zowel op de plaats waar de schade is ingetreden als op de plaats van de gebeurtenis die deze schade heeft veroorzaakt, zodat de verweerder naar keuze van de eiser voor de rechter van de ene dan wel van de andere plaats kan worden opgeroepen.

    In omstandigheden waarin slechts één van meerdere vermeende veroorzakers van de gestelde schade is opgeroepen voor een rechterlijke instantie van het rechtsgebied waar hij niet heeft gehandeld, kan niet worden aangenomen dat de schade veroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan in het rechtsgebied van die rechterlijke instantie in de zin van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001.

    Daarentegen kan de rechterlijke instantie waarbij een vordering tot vaststelling van schending van een aan het auteursrecht verbonden vermogensrecht aanhangig is gemaakt, op basis van de plaats waar de schade is ingetreden bevoegd zijn om kennis te nemen van een vordering inzake onrechtmatige daad wanneer de lidstaat op het grondgebied waarvan die rechter zich bevindt de door de eiser ingeroepen vermogensrechten beschermt en de gestelde schade in het rechtsgebied van de aangezochte rechterlijke instantie kan intreden.

    Voor zover echter de door de lidstaat van de aangezochte rechterlijke instantie verleende bescherming alleen geldt voor het grondgebied van die lidstaat, mag de rechterlijke instantie die is aangezocht op basis van de plaats waar de schade is ingetreden, slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van die lidstaat.

    (cf. punten 27, 31, 35, 38, 40 en dictum)