Zaak C‑386/12
Siegfried János Schneider
(verzoek van de Sofiyski gradski sad om een prejudiciële beslissing)
„Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening (EG) nr. 44/2001 — Werkingssfeer — Bevoegdheid van natuurlijke personen — Exclusieve bevoegdheid betreffende zakelijke rechten op onroerende goederen — Omvang — Procedure van oneigenlijke rechtspraak inzake recht van onder curatele gestelde persoon die in een lidstaat woont, om te beschikken over zijn in een andere lidstaat gelegen onroerende goederen”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 3 oktober 2013
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Werkingssfeer – Burgerlijke en handelszaken – Staat en bevoegdheid van natuurlijke personen – Autonome uitlegging
(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 1, lid 2, sub a)
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Bepalingen van deze verordening die als gelijk aan bepalingen van Executieverdrag worden aangemerkt – Uitlegging van deze bepalingen in overeenstemming met rechtspraak van Hof met betrekking tot Verdrag
(Executieverdrag van 27 september 1968; verordening nr. 44/2001 van de Raad)
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Exclusieve bevoegdheden – Geschillen inzake zakelijke rechten op onroerende goederen – Draagwijdte
(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 22, punt 1)
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 44/2001 – Werkingssfeer – Uitgesloten gebieden – Staat en bevoegdheid van natuurlijke personen – Procedure van oneigenlijke rechtspraak ingeleid door in andere lidstaat onder curatele gestelde persoon strekkende tot toestemming om onroerend goed te verkopen – Niet-toepasselijkheid van stelsel van exclusieve bevoegdheid betreffende zakelijke rechten op onroerende goederen
(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 1, lid 2, sub a, en 22, punt 1)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 18, 19)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 21)
Artikel 22, punt 1, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat de exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de verdragsluitende staat waar het onroerend goed is gelegen, niet alle mogelijke rechtsvorderingen omvat die een zakelijk recht op onroerend goed betreffen, maar alleen die welke zowel binnen het toepassingsgebied van genoemd verdrag vallen als behoren tot de rechtsvorderingen die ertoe strekken, de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerend goed of het bestaan van andere zakelijke rechten op dit onroerend goed vast te stellen en om de rechthebbenden de bescherming van de aan hun titel verbonden bevoegdheden te verzekeren.
(cf. punt 21)
Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, en met name artikel 22, punt 1, daarvan, moet aldus worden uitgelegd dat zij geen toepassing vindt op een procedure van oneigenlijke rechtspraak die door een staatsburger van een lidstaat die overeenkomstig het recht van die lidstaat ten gevolge van zijn ondercuratelestelling gedeeltelijk handelingsonbekwaam is verklaard, is ingeleid bij een rechterlijke instantie van een andere lidstaat teneinde toestemming te krijgen om zijn aandeel in een op het grondgebied van die andere lidstaat gelegen onroerend goed te verkopen, daar een dergelijke procedure betrekking heeft op „de bevoegdheid van natuurlijke personen” in de zin van artikel 1, lid 2, sub a, van deze verordening en dus van de materiële werkingssfeer van deze laatste is uitgesloten.
In dit verband houdt het verzoek van een onder curatele gestelde persoon dat ertoe strekt toestemming te krijgen om over zijn onroerend goed te beschikken, rechtstreeks verband met de bevoegdheid van de betrokken natuurlijke persoon in de zin van artikel 1, lid 2, sub a, van verordening nr. 44/2001. Het vereiste van rechterlijke toestemming voor het verrichten van beschikkingshandelingen met betrekking tot onroerende goederen die eigendom zijn van onder curatele gestelde personen, is een rechtstreeks gevolg van het feit dat deze personen handelingsonbekwaamheid zijn door de beschermende maatregel die voor het verrichten van dergelijke handelingen voor hen geldt.
Voorts mag de bijzondere omstandigheid dat de door de persoon onder curatele gevraagde rechterlijke toestemming tot verkoop betrekking heeft op een onroerend goed waarvan deze persoon eigenaar is, niet als doorslaggevend worden beschouwd om deze procedure te kwalificeren als een procedure betreffende zakelijke rechten in de zin van artikel 22, punt 1, van verordening nr. 44/2001. Een dergelijke procedure strekt er immers niet toe, de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerend goed of het bestaan van andere zakelijke rechten op dit onroerend goed vast te stellen en evenmin de onder curatele gestelde persoon als eigenaar de bescherming van de aan zijn eigendomsrecht verbonden voorrechten te verzekeren. Een dergelijke procedure heeft daarentegen alleen tot doel, te bepalen of het in het belang is van de gedeeltelijk handelingsonbekwaam verklaarde persoon om zijn onroerend goed te verkopen, zonder dat het zakelijk recht als zodanig dat die persoon op dat goed heeft, aan de orde wordt gesteld.
(cf. punten 26, 28, 30, 31 en dictum)
Zaak C‑386/12
Siegfried János Schneider
(verzoek van de Sofiyski gradski sad om een prejudiciële beslissing)
„Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening (EG) nr. 44/2001 — Werkingssfeer — Bevoegdheid van natuurlijke personen — Exclusieve bevoegdheid betreffende zakelijke rechten op onroerende goederen — Omvang — Procedure van oneigenlijke rechtspraak inzake recht van onder curatele gestelde persoon die in een lidstaat woont, om te beschikken over zijn in een andere lidstaat gelegen onroerende goederen”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 3 oktober 2013
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Werkingssfeer — Burgerlijke en handelszaken — Staat en bevoegdheid van natuurlijke personen — Autonome uitlegging
(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 1, lid 2, sub a)
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Bepalingen van deze verordening die als gelijk aan bepalingen van Executieverdrag worden aangemerkt — Uitlegging van deze bepalingen in overeenstemming met rechtspraak van Hof met betrekking tot Verdrag
(Executieverdrag van 27 september 1968; verordening nr. 44/2001 van de Raad)
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Exclusieve bevoegdheden — Geschillen inzake zakelijke rechten op onroerende goederen — Draagwijdte
(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 22, punt 1)
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Werkingssfeer — Uitgesloten gebieden — Staat en bevoegdheid van natuurlijke personen — Procedure van oneigenlijke rechtspraak ingeleid door in andere lidstaat onder curatele gestelde persoon strekkende tot toestemming om onroerend goed te verkopen — Niet-toepasselijkheid van stelsel van exclusieve bevoegdheid betreffende zakelijke rechten op onroerende goederen
(Verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 1, lid 2, sub a, en 22, punt 1)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 18, 19)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 21)
Artikel 22, punt 1, van verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat de exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de verdragsluitende staat waar het onroerend goed is gelegen, niet alle mogelijke rechtsvorderingen omvat die een zakelijk recht op onroerend goed betreffen, maar alleen die welke zowel binnen het toepassingsgebied van genoemd verdrag vallen als behoren tot de rechtsvorderingen die ertoe strekken, de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerend goed of het bestaan van andere zakelijke rechten op dit onroerend goed vast te stellen en om de rechthebbenden de bescherming van de aan hun titel verbonden bevoegdheden te verzekeren.
(cf. punt 21)
Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, en met name artikel 22, punt 1, daarvan, moet aldus worden uitgelegd dat zij geen toepassing vindt op een procedure van oneigenlijke rechtspraak die door een staatsburger van een lidstaat die overeenkomstig het recht van die lidstaat ten gevolge van zijn ondercuratelestelling gedeeltelijk handelingsonbekwaam is verklaard, is ingeleid bij een rechterlijke instantie van een andere lidstaat teneinde toestemming te krijgen om zijn aandeel in een op het grondgebied van die andere lidstaat gelegen onroerend goed te verkopen, daar een dergelijke procedure betrekking heeft op „de bevoegdheid van natuurlijke personen” in de zin van artikel 1, lid 2, sub a, van deze verordening en dus van de materiële werkingssfeer van deze laatste is uitgesloten.
In dit verband houdt het verzoek van een onder curatele gestelde persoon dat ertoe strekt toestemming te krijgen om over zijn onroerend goed te beschikken, rechtstreeks verband met de bevoegdheid van de betrokken natuurlijke persoon in de zin van artikel 1, lid 2, sub a, van verordening nr. 44/2001. Het vereiste van rechterlijke toestemming voor het verrichten van beschikkingshandelingen met betrekking tot onroerende goederen die eigendom zijn van onder curatele gestelde personen, is een rechtstreeks gevolg van het feit dat deze personen handelingsonbekwaamheid zijn door de beschermende maatregel die voor het verrichten van dergelijke handelingen voor hen geldt.
Voorts mag de bijzondere omstandigheid dat de door de persoon onder curatele gevraagde rechterlijke toestemming tot verkoop betrekking heeft op een onroerend goed waarvan deze persoon eigenaar is, niet als doorslaggevend worden beschouwd om deze procedure te kwalificeren als een procedure betreffende zakelijke rechten in de zin van artikel 22, punt 1, van verordening nr. 44/2001. Een dergelijke procedure strekt er immers niet toe, de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerend goed of het bestaan van andere zakelijke rechten op dit onroerend goed vast te stellen en evenmin de onder curatele gestelde persoon als eigenaar de bescherming van de aan zijn eigendomsrecht verbonden voorrechten te verzekeren. Een dergelijke procedure heeft daarentegen alleen tot doel, te bepalen of het in het belang is van de gedeeltelijk handelingsonbekwaam verklaarde persoon om zijn onroerend goed te verkopen, zonder dat het zakelijk recht als zodanig dat die persoon op dat goed heeft, aan de orde wordt gesteld.
(cf. punten 26, 28, 30, 31 en dictum)