Zaak C‑180/12

Stoilov i Ko EOOD

tegen

Nachalnik na Mitnitsa Stolichna

(verzoek van de Administrativen sad Sofia-grad om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Wegvallen van een rechtsgrondslag van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde besluit — Ontbreken van relevantie van de gestelde vragen — Afdoening zonder beslissing”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 24 oktober 2013

Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten – Nietigverklaring van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde besluit – Vragen die zonder voorwerp zijn geraakt – Afdoening zonder beslissing

(Art. 267 VWEU)

Wanneer een administratief besluit houdende kennisgeving van een tariefindeling van bepaalde producten in zijn geheel nietig is verklaard door een nationale hoogste rechterlijke instantie en het bestaan van laatstgenoemd besluit een procedurele voorwaarde vormt voor de vaststelling van het besluit tot gedwongen invordering van de in het kennisgevingsbesluit bedoelde schuldvordering van de overheid, hoeft het Hof geen uitspraak te doen over prejudiciële vragen betreffende die indeling. Aangezien dergelijke prejudiciële vragen zonder voorwerp zijn geraakt, maken zij het immers niet mogelijk Unierechtelijke uitleggingselementen aan te wijzen aan de hand waarvan de nationale rechterlijke instantie een op het Unierecht gebaseerde oplossing voor het bij haar aanhangige geding zou kunnen vinden.

Wat de mogelijkheid van vaststelling van nieuwe besluiten tot kennisgeving en invordering betreft, zou de beantwoording van deze vragen in dergelijke omstandigheden neerkomen op het geven van rechtsgeleerd advies over hypothetische vragen en op miskenning van de taak die het Hof is toebedeeld in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde rechterlijke samenwerking.

(cf. punten 39, 45‑47en dictum)


Zaak C‑180/12

Stoilov i Ko EOOD

tegen

Nachalnik na Mitnitsa Stolichna

(verzoek van de Administrativen sad Sofia-grad om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Wegvallen van een rechtsgrondslag van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde besluit — Ontbreken van relevantie van de gestelde vragen — Afdoening zonder beslissing”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 24 oktober 2013

Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van Hof — Grenzen — Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten — Nietigverklaring van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde besluit — Vragen die zonder voorwerp zijn geraakt — Afdoening zonder beslissing

(Art. 267 VWEU)

Wanneer een administratief besluit houdende kennisgeving van een tariefindeling van bepaalde producten in zijn geheel nietig is verklaard door een nationale hoogste rechterlijke instantie en het bestaan van laatstgenoemd besluit een procedurele voorwaarde vormt voor de vaststelling van het besluit tot gedwongen invordering van de in het kennisgevingsbesluit bedoelde schuldvordering van de overheid, hoeft het Hof geen uitspraak te doen over prejudiciële vragen betreffende die indeling. Aangezien dergelijke prejudiciële vragen zonder voorwerp zijn geraakt, maken zij het immers niet mogelijk Unierechtelijke uitleggingselementen aan te wijzen aan de hand waarvan de nationale rechterlijke instantie een op het Unierecht gebaseerde oplossing voor het bij haar aanhangige geding zou kunnen vinden.

Wat de mogelijkheid van vaststelling van nieuwe besluiten tot kennisgeving en invordering betreft, zou de beantwoording van deze vragen in dergelijke omstandigheden neerkomen op het geven van rechtsgeleerd advies over hypothetische vragen en op miskenning van de taak die het Hof is toebedeeld in het kader van de bij artikel 267 VWEU ingestelde rechterlijke samenwerking.

(cf. punten 39, 45‑47en dictum)