Zaak C‑47/12

Kronos International Inc.

tegen

Finanzamt Leverkusen

(verzoek van het Finanzgericht Köln om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Artikelen 49 VWEU en 54 VWEU — Vrijheid van vestiging — Artikelen 63 VWEU en 65 VWEU — Vrij verkeer van kapitaal — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Regeling van een lidstaat ter voorkoming van dubbele belasting over winstuitkeringen — Toepassing van de verrekeningsmethode op dividenden die worden uitgekeerd door een vennootschap die in dezelfde lidstaat als de ontvangende vennootschap is gevestigd — Toepassing van de vrijstellingsmethode op dividenden die worden uitgekeerd door een vennootschap die in een andere lidstaat dan de ontvangende vennootschap of in een derde staat is gevestigd — Verschil in behandeling van het verlies van de vennootschap die de dividenden ontvangt”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 september 2014

  1. Vrijheid van vestiging – Vrij verkeer van kapitaal – Verdragsbepalingen – Werkingssfeer – Nationale wettelijke regeling inzake belasting over de dividenden die door een niet-ingezeten vennootschap zijn uitgekeerd aan een ingezeten vennootschap die is opgericht naar het recht van een derde staat en een deelneming van een zekere omvang in het kapitaal van de uitkerende vennootschap bezit – Daaronder begrepen – Niet-toepasselijkheid van de bepalingen inzake de vrijheid van vestiging

    (Art. 49 VWEU, 63 VWEU en 63 VWEU)

  2. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Verdragsbepalingen – Werkingssfeer – Vennootschap die in overeenstemming met de wetgeving van een derde staat is opgericht en in een lidstaat is gevestigd – Daarvan uitgesloten – Beroep op de onmogelijkheid voor de vennootschap van de derde staat om zich te beroepen op de bepalingen inzake de vrijheid van vestiging in geval van fiscale discriminatie in de lidstaat van vestiging – Geen invloed

    (Art. 49 VWEU)

  3. Vrij verkeer van kapitaal en vrijheid van betalingsverkeer – Beperkingen – Belastingwetgeving – Vennootschapsbelasting – Dividendbelasting – Toepassing van de vrijstellingsmethode op dividenden die worden uitgekeerd door vennootschappen die ingezetene zijn van andere lidstaten of van derde staten – Toepassing van de verrekeningsmethode op dividenden die worden uitgekeerd door vennootschappen die ingezetene van dezelfde lidstaat zijn als de ontvangende vennootschap – Volledige of gedeeltelijke terugbetaling ingeval verlies wordt geboekt – Toelaatbaarheid

    (Art. 63 VWEU)

  1.  De verenigbaarheid met het Unierecht van een nationale regeling volgens welke een vennootschap die ingezetene van een lidstaat is, de vennootschapsbelasting die in een andere lidstaat of in een derde staat is betaald door dividend uitkerende kapitaalvennootschappen, niet kan verrekenen omdat deze dividenden in eerstbedoelde lidstaat van belasting zijn vrijgesteld wanneer zij worden uitgekeerd voor participaties van ten minste 10 % in het kapitaal van de uitkerende vennootschap, de werkelijke participatie van de ontvangende kapitaalvennootschap in het concrete geval meer dan 90 % bedraagt en de ontvangende vennootschap is opgericht naar het recht van een derde staat, moet worden getoetst aan de artikelen 63 VWEU en 65 VWEU.

    Wanneer de nationale wettelijke regeling betreffende de fiscale behandeling van dividenden niet uitsluitend van toepassing is op situaties waarin de moedermaatschappij een beslissende invloed op de uitkerende vennootschap uitoefent, dient immers te worden gelet op de omvang van de participatie van de ontvangende vennootschap in de uitkerende vennootschap, voor zover in dat geval op zowel artikel 49 VWEU als artikel 63 VWEU een beroep kan worden gedaan en aan de hand van de omvang van deze participatie kan worden bepaald of de betrokken situatie onder de ene dan wel de andere van de respectievelijk in deze twee Unierechtelijke bepalingen bekrachtigde vrijheden valt.

    Deze redenering vindt naar analogie tevens toepassing wanneer alleen op het vrije verkeer van kapitaal een beroep kan worden gedaan, gelet op de grenzen van de personele werkingssfeer van de vrijheid van vestiging. Dat is het geval in een situatie waarin de ontvangende vennootschap een naar het recht van een derde staat opgerichte vennootschap is.

    In een situatie waarin geen beroep op de vrijheid van vestiging kan worden gedaan omdat het aanknopingspunt voor de ontvangende vennootschap is gelegen in de rechtsorde van een derde staat, moet een nationale regeling betreffende de fiscale behandeling van uit een andere lidstaat of een derde staat afkomstige dividenden, die niet uitsluitend van toepassing is op situaties waarin de moedermaatschappij een beslissende invloed op de uitkerende vennootschap uitoefent, aan artikel 63 VWEU worden getoetst.

    Bijgevolg kan een vennootschap die in overeenstemming met de wetgeving van een derde staat is opgericht en ingezetene van een lidstaat is, ongeacht de omvang van de participatie die zij aanhoudt in de in een andere lidstaat of een derde land gevestigde uitkerende vennootschap, zich beroepen op deze bepaling teneinde de rechtmatigheid van deze regeling te betwisten. Aangezien het Verdrag de vrijheid van vestiging niet verruimt tot derde landen, moet worden vermeden dat de uitlegging van artikel 63, lid 1, VWEU, wat de betrekkingen met derde landen betreft, marktdeelnemers die buiten de territoriale werkingssfeer van de vrijheid van vestiging vallen, de kans geeft daaruit profijt te halen.

    (cf. punten 40, 42, 43, 51‑53, 55, dictum 1)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 44‑48)

  3.  Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen toepassing van de vrijstellingsmethode op dividenden die worden uitgekeerd door vennootschappen die ingezetene zijn van andere lidstaten of van derde staten, terwijl voor dividenden die worden uitgekeerd door vennootschappen die ingezetene van dezelfde lidstaat zijn als de ontvangende vennootschap, de verrekeningsmethode geldt en, ingeval deze ontvangende vennootschap verlies lijdt, de verrekeningsmethode ertoe leidt dat de door de ingezeten uitkerende vennootschap betaalde belasting geheel of gedeeltelijk wordt terugbetaald.

    In de eerste plaats kan het in artikel 63, lid 1, VWEU neergelegde beginsel van vrij verkeer van kapitaal immers niet tot gevolg hebben dat de lidstaten worden verplicht om verder te gaan dan opheffing van de door de aandeelhouder over de ontvangen buitenlandse dividenden te betalen nationale inkomstenbelasting en om een bedrag terug te betalen dat zijn oorsprong vindt in het belastingstelsel van een andere lidstaat, omdat anders de fiscale autonomie van eerstbedoelde lidstaat zou worden beperkt doordat de andere lidstaat van zijn heffingsbevoegdheid uitoefent.

    In de tweede plaats vormt de door een belastingplichtige vennootschap gevorderde terugbetaling binnen de verrekeningsmethode het logische verlengde van de inaanmerkingneming van de dividenden en de voorheen toegepaste vermindering van het overdraagbare verlies. Wanneer geen terugbetaling wordt verricht, kunnen de inaanmerkingneming van de dividenden en de vermindering van het verlies van de ontvangende vennootschap immers ertoe leiden dat deze dividenden economisch dubbel worden belast in latere belastingjaren, wanneer het resultaat van de ontvangende vennootschap positief is. Bij de vrijstellingsmethode bestaat daarentegen geen gevaar voor economische dubbele belasting van de ontvangen dividenden aangezien het verlies niet vermindert. Tegenover de omstandigheid dat geen terugbetaling wordt verricht, staat het gegeven dat de dividenden niet worden meegerekend voor de vaststelling van de heffingsgrondslag.

    (cf. punten 83, 87‑89, dictum 2)