Zaak C‑5/12
Marc Betriu Montull
tegen
Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS)
(verzoek van de Juzgado de lo Social no 1 de Lleida om een prejudiciële beslissing)
„Sociale politiek — Richtlijn 92/85/EEG — Bescherming van veiligheid en gezondheid op werk van werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie — Artikel 8 — Zwangerschapsverlof — Richtlijn 76/207/EEG — Gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke werknemers — Artikel 2, leden 1 en 3 — Recht op verlof voor in loondienst werkzame moeders na geboorte van kind — Opneembaar door in loondienst werkzame moeder of in loondienst werkzame vader — Moeder die niet in loondienst werkt en niet bij wettelijk socialezekerheidsstelsel is aangesloten — Vader die in loondienst werkt, uitgesloten van recht op verlof — Biologische vader en adoptiefvader — Beginsel van gelijke behandeling”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 september 2013
Sociale politiek – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie – Richtlijn 92/85 – Zelfstandige werkneemster die niet bij wettelijk socialezekerheidsstelsel is aangesloten – Recht op zwangerschapsverlof – Geen – Werkneemster die niet onder richtlijn 92/85 valt
(Richtlijn 92/85 van de Raad, art. 8)
Sociale politiek – Mannelijke en vrouwelijke werknemers – Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden – Gelijke behandeling – Richtlijn 76/207 – Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers – Werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie – Richtlijn 92/85 – Zwangerschapsverlof – Nationale maatregel die vrouwelijke of mannelijke werknemer in loondienst recht op zwangerschapsverlof voor periode aansluitend op periode van verplicht verlof voor moeder toekent – Vereiste, voor toekenning van dit verlof aan mannelijke werknemer, dat moeder van kind statuut van werknemer heeft – Toelaatbaarheid – Ongelijke behandeling op grond van geslacht – Rechtvaardiging
(Richtlijnen van de Raad 76/207, art. 2, leden 1 en 3, en 92/85, art. 8)
De moeder van het kind die als zelfstandige een beroep uitoefent en niet is aangesloten bij een wettelijk socialezekerheidsstelsel, heeft geen recht op het zwangerschapsverlof bepaald in richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. De situatie van een zelfstandige werkneemster valt immers niet onder deze richtlijn, die slechts betrekking heeft op werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie die hun beroepswerkzaamheid onder leiding van een werkgever uitoefenen.
(cf. punten 59, 64)
Richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en richtlijn 76/207 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale maatregel zoals die in het hoofdgeding, die bepaalt dat de vader van een kind die het statuut van werknemer heeft, met instemming van de moeder die eveneens het statuut van werknemer heeft, recht heeft op moederschapsverlof in de periode aansluitend op de periode van zes weken verplicht verlof van de moeder na de bevalling, behoudens in de gevallen waarin er sprake is van gevaar voor de gezondheid van de moeder, terwijl de vader van een kind die het statuut van werknemer heeft, geen recht heeft op een dergelijk verlof wanneer de moeder van zijn kind niet het statuut van werknemer heeft en niet onder een wettelijk socialezekerheidsstelsel valt.
Richtlijn 76/207 brengt weliswaar een ongelijke behandeling op grond van geslacht in de zin van artikel 2, lid 1, van deze richtlijn tot stand, maar deze maatregel is bedoeld om de biologische gesteldheid van de vrouw tijdens en na de zwangerschap te beschermen en is dus gerechtvaardigd op grond van artikel 2, lid 3, van deze richtlijn.
(cf. punten 60, 61, 63, 66 en dictum)
Zaak C‑5/12
Marc Betriu Montull
tegen
Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS)
(verzoek van de Juzgado de lo Social no 1 de Lleida om een prejudiciële beslissing)
„Sociale politiek — Richtlijn 92/85/EEG — Bescherming van veiligheid en gezondheid op werk van werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie — Artikel 8 — Zwangerschapsverlof — Richtlijn 76/207/EEG — Gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke werknemers — Artikel 2, leden 1 en 3 — Recht op verlof voor in loondienst werkzame moeders na geboorte van kind — Opneembaar door in loondienst werkzame moeder of in loondienst werkzame vader — Moeder die niet in loondienst werkt en niet bij wettelijk socialezekerheidsstelsel is aangesloten — Vader die in loondienst werkt, uitgesloten van recht op verlof — Biologische vader en adoptiefvader — Beginsel van gelijke behandeling”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 19 september 2013
Sociale politiek — Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers — Werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie — Richtlijn 92/85 — Zelfstandige werkneemster die niet bij wettelijk socialezekerheidsstelsel is aangesloten — Recht op zwangerschapsverlof — Geen — Werkneemster die niet onder richtlijn 92/85 valt
(Richtlijn 92/85 van de Raad, art. 8)
Sociale politiek — Mannelijke en vrouwelijke werknemers — Toegang tot arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden — Gelijke behandeling — Richtlijn 76/207 — Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers — Werkneemsters tijdens zwangerschap, na bevalling en tijdens lactatie — Richtlijn 92/85 — Zwangerschapsverlof — Nationale maatregel die vrouwelijke of mannelijke werknemer in loondienst recht op zwangerschapsverlof voor periode aansluitend op periode van verplicht verlof voor moeder toekent — Vereiste, voor toekenning van dit verlof aan mannelijke werknemer, dat moeder van kind statuut van werknemer heeft — Toelaatbaarheid — Ongelijke behandeling op grond van geslacht — Rechtvaardiging
(Richtlijnen van de Raad 76/207, art. 2, leden 1 en 3, en 92/85, art. 8)
De moeder van het kind die als zelfstandige een beroep uitoefent en niet is aangesloten bij een wettelijk socialezekerheidsstelsel, heeft geen recht op het zwangerschapsverlof bepaald in richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. De situatie van een zelfstandige werkneemster valt immers niet onder deze richtlijn, die slechts betrekking heeft op werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie die hun beroepswerkzaamheid onder leiding van een werkgever uitoefenen.
(cf. punten 59, 64)
Richtlijn 92/85 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en richtlijn 76/207 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale maatregel zoals die in het hoofdgeding, die bepaalt dat de vader van een kind die het statuut van werknemer heeft, met instemming van de moeder die eveneens het statuut van werknemer heeft, recht heeft op moederschapsverlof in de periode aansluitend op de periode van zes weken verplicht verlof van de moeder na de bevalling, behoudens in de gevallen waarin er sprake is van gevaar voor de gezondheid van de moeder, terwijl de vader van een kind die het statuut van werknemer heeft, geen recht heeft op een dergelijk verlof wanneer de moeder van zijn kind niet het statuut van werknemer heeft en niet onder een wettelijk socialezekerheidsstelsel valt.
Richtlijn 76/207 brengt weliswaar een ongelijke behandeling op grond van geslacht in de zin van artikel 2, lid 1, van deze richtlijn tot stand, maar deze maatregel is bedoeld om de biologische gesteldheid van de vrouw tijdens en na de zwangerschap te beschermen en is dus gerechtvaardigd op grond van artikel 2, lid 3, van deze richtlijn.
(cf. punten 60, 61, 63, 66 en dictum)