7.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 102/3 |
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 10 oktober 2013 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Debreceni Munkaügyi Bíróság — Hongarije) — Nagy Sándor (C-488/12)/Hajdú-Bihar Megyei Kormányhivatal, Lajos Tiborné Böszörményi (C-489/12), Róbert Gálóczhi-Tömösváry (C-490/12), Magdolna Margit Szabadosné Bay (C-491/12)/Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal en Józsefné Ványai (C-526/12)/Nagyrábé Község Polgármesteri Hivatal
(Gevoegde zaken C-488/12–C-491/12 en C-526/12) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Artikel 30 van Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Tenuitvoerlegging van Unierecht - Geen - Kennelijke onbevoegdheid van Hof))
2014/C 102/03
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Debreceni Munkaügyi Bíróság
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Nagy Sándor (C-488/12), Lajos Tiborné Böszörményi (C-489/12), Róbert Gálóczhi-Tömösváry (C-490/12), Magdolna Margit Szabadosné Bay (C-491/12), Józsefné Ványai (C-526/12)
Verwerende partijen: Hajdú-Bihar Megyei Kormányhivatal (C-488/12), Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal (C-489/12, C-490/12, C-491/12), Nagyrábé Község Polgármesteri Hivatal (C-526/12)
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Debreceni Munkaügyi Bíróság — Uitlegging van artikel 30 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Kennelijk onredelijk ontslag — Ontslag zonder opgave van redenen — Ambtenaar van een overheidsdienst die is ontslagen op grond van een bepaling van de nationale wet houdende het ambtenarenstatuut
Dictum
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is kennelijk onbevoegd om de door de Debreceni Munkaügyi Bíróság (Hongarije) gestelde vragen te beantwoorden.