15.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/14


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 12 december 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk) — Eli Lilly and Company Ltd/Human Genome Sciences Inc

(Zaak C-493/12) (1)

(Geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Aanvullend beschermingscertificaat - Verordening (EG) nr. 469/2009 - Artikel 3 - Voorwaarden voor verkrijging van dit certificaat - Begrip „door van kracht zijnd basisoctrooi beschermd product” - Criteria - Bewoordingen van conclusies van basisoctrooi - Nauwkeurigheid en specificiteit - Functionele definitie van werkzame stof - Structurele definitie van werkzame stof - Europees Octrooiverdrag)

2014/C 45/24

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (Chancery Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Eli Lilly and Company Ltd

Verwerende partij: Human Genome Sciences Inc

Voorwerp

Uitlegging van artikel 3, sub a en c, van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PB L 152, blz. 1) — Voorwaarden voor verkrijging van een certificaat — Begrip „door een van kracht zijnd basisoctrooi beschermd product” — Beoordelingscriteria — Toepassing van de criteria op producten die geen combinatie van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen zijn

Dictum

Artikel 3, sub a, van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen moet aldus worden uitgelegd dat om te kunnen oordelen dat een werkzame stof wordt „beschermd door een van kracht zijnd basisoctrooi” in de zin van deze bepaling, het niet noodzakelijk is dat de werkzame stof in de conclusies van dit octrooi wordt vermeld middels een structurele formule. Wanneer deze werkzame stof onder een functionele formule valt die is vermeld in de conclusies van een door het Europees Octrooibureau verleend octrooi, staat artikel 3, sub a, in beginsel niet eraan in de weg dat een aanvullend beschermingscertificaat voor deze werkzame stof wordt afgegeven, evenwel op voorwaarde dat op basis van dergelijke conclusies, uitgelegd met name in het licht van de beschrijving van de uitvinding zoals vereist in artikel 69 van het Europees Octrooiverdrag en het protocol inzake de uitleg ervan, kan worden geconcludeerd dat deze conclusies impliciet maar noodzakelijkerwijs en specifiek betrekking hadden op de betrokken werkzame stof, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechter staat.


(1)  PB C 9 van 12.1.2013.