15.2.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 45/12 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 december 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Asylgerichtshof — Oostenrijk) — Shamso Abdullahi/Bundesasylamt
(Zaak C-394/12) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk Europees asielstelsel - Verordening (EG) nr. 343/2003 - Bepaling van lidstaat die verantwoordelijk is voor behandeling van asielverzoek - Toetsing van eerbiediging van criteria voor bepalen van verantwoordelijkheid voor behandeling van asielverzoek - Omvang van rechterlijke toetsing)
2014/C 45/20
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Asylgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Shamso Abdullahi
Verwerende partij: Bundesasylamt
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Asylgerichtshof — Uitlegging van verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50, blz. 1) en met name van de artikelen 10, 16, 18 en 19 ervan, alsook van verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad (PB L 222, blz. 3) — Somalische staatsburger die via Griekenland de grens van de Unie is overgestoken om zich vervolgens van daaruit via derde landen en via Hongarije naar Oostenrijk te begeven, waar zij, minder dan 12 maanden na haar eerste binnenkomst op het grondgebied van de Unie, een asielverzoek heeft ingediend — Bepaling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van dit asielverzoek
Dictum
Artikel 19, lid 2, van verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, moet aldus worden uitgelegd dat, in omstandigheden waarin een lidstaat op grond van het in artikel 10, lid 1, van die verordening genoemde criterium, te weten als de lidstaat waar de asielzoeker voor het eerst het grondgebied van de Europese Unie is binnengekomen, heeft ingestemd met de overname van een asielzoeker, deze asielzoeker slechts tegen de keuze van dit criterium kan opkomen met een beroep op het bestaan van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in die lidstaat die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat die asielzoeker een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.