22.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 52/13


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 19 december 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Trento Sviluppo srl, Centrale Adriatica Soc coop/Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato

(Zaak C-281/12) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van consument - Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten - Richtlijn 2005/29/EG - Artikel 6, lid 1 - Begrip „misleidende handeling” - Cumulatieve aard van in betrokken bepaling vermelde voorwaarden)

2014/C 52/21

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Trento Sviluppo srl, Centrale Adriatica Soc coop

Verwerende partij: Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Consiglio di Stato — Uitlegging van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149, blz. 22) — Begrip „misleidende handeling” — Cumulatieve aard van de in de betrokken bepaling vermelde voorwaarden

Dictum

Een handelspraktijk moet worden aangemerkt als „misleidend” in de zin van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”), wanneer die praktijk ten eerste gepaard gaat met onjuiste informatie of de gemiddelde consument kan bedriegen en ten tweede van dien aard is dat zij de consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Artikel 2, sub k, van genoemde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „besluit over een transactie” alle besluiten vallen die rechtstreeks verband houden met het besluit om een product al dan niet te kopen.


(1)  PB C 235 van 4.8.2012.