10.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 395/3


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 september 2014 — Europese Commissie/Franse Republiek

(Zaak C-237/12) (1)

((Niet-nakoming - Richtlijn 91/676/EEG - Artikel 5, lid 4 - Bijlage II, A, punten 1-3 en 5 - Bijlage III, leden 1, punten 1-3, en 2 - Bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen - Periodes voor het op of in de bodem brengen van meststoffen - Capaciteit van opslagtanks voor dierlijke meststoffen - Beperking van het op of in de bodem brengen - Verbod op het op of in de bodem brengen op sterk hellend, bevroren of met sneeuw bedekt land - Non-conformiteit van de nationale wetgeving))

(2014/C 395/04)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Manhaeve, B. Simon en J. Hottiaux, gemachtigden)

Verwerende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. de Bergues, S. Menez en D. Colas, gemachtigden)

Dictum

1)

Door niet de maatregelen te treffen die nodig zijn ter waarborging van de volledige en juiste uitvoering van alle vereisten die haar zijn opgelegd door artikel 5, lid 4, van richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, gelezen in samenhang met de bijlagen II, A, punten 1 tot en met 3 en 5, en III, leden 1, punten 1 tot en met 3, en 2, bij deze richtlijn, is de Franse Republiek de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen, voor zover in de nationale regeling die ter uitvoering van deze richtlijn is vastgesteld:

niet is voorzien in periodes waarin het verboden is meststoffen van type I op of in de bodem te brengen voor in de herfst aangeplante akkerbouwgewassen alsook voor sinds meer dan zes maanden ingezaaid grasland;

de periode waarin het verboden is meststoffen van type I op of in de bodem te brengen voor in de lente aangeplante akkerbouwgewassen wordt beperkt tot de maanden juli en augustus;

het verbod om meststoffen van type II op of in de bodem te brengen voor in de herfst aangeplante akkerbouwgewassen wordt beperkt tot de periode van 1 november tot 15 januari en het verbod om meststoffen van type III voor dezelfde gewassen op of in de bodem te brengen niet wordt verlengd tot na 15 januari;

de periode waarin het verboden is meststoffen van type II op of in de bodem te brengen voor in de lente aangeplante akkerbouwgewassen niet wordt verlengd tot na 15 januari;

het verbod om meststoffen van type II op of in de bodem te brengen voor sinds meer dan zes maanden ingezaaid grasland uitsluitend geldt vanaf 15 november en het verbod om meststoffen van type III op of in de bodem te brengen voor dat grasland en in bergachtige regio’s niet wordt verlengd tot het einde van februari;

tot 1 juli 2016 bij de berekening van de opslagcapaciteiten nog steeds rekening zal kunnen worden gehouden met een tijdschema met periodes waarin het op of in de bodem brengen van meststoffen verboden is, dat niet in overeenstemming is met de eisen van voormelde richtlijn;

de opslag op het veld van compacte stromest wordt toegestaan voor een duur van 10 maanden;

niet erop wordt toegezien dat de landbouwers en de controle-instanties in staat zijn correct te berekenen hoeveel stikstof op of in de bodem mag worden gebracht ter waarborging van de bemestingsbalans;

de stikstofemissiewaarden voor melkkoeien zijn vastgesteld op basis van een hoeveelheid stikstofexcretie die geen rekening houdt met de verschillende niveaus van melkproductie, en van een vervluchtigingscoëfficiënt van 30 %;

de stikstofemissiewaarden voor de andere runderen zijn vastgesteld op basis van een vervluchtigingscoëfficiënt van 30 %;

voor varkens geen stikstofemissiewaarden voor vaste mest zijn vastgesteld;

de stikstofemissiewaarden voor pluimvee zijn vastgesteld op basis van een onjuiste vervluchtigingscoëfficiënt van 60 %;

de stikstofemissiewaarden voor schapen zijn vastgesteld op basis van een vervluchtigingscoëfficiënt van 30 %;

de stikstofemissiewaarden voor geiten zijn vastgesteld op basis van een vervluchtigingscoëfficiënt van 30 %;

de stikstofemissiewaarden voor paardachtigen zijn vastgesteld op basis van een vervluchtigingscoëfficiënt van 30 %;

de stikstofemissiewaarden voor konijnen zijn vastgesteld op basis van een vervluchtigingscoëfficiënt van 60 %;

niet conform het rechtszekerheidsbeginsel duidelijke, nauwkeurige en objectieve criteria zijn vastgesteld betreffende de voorwaarden voor op of in de bodem brengen van meststoffen op steile hellingen; en

het op of in de bodem brengen van meststoffen van type I en III op vast bevroren land, het op of in de bodem brengen van meststoffen van type I op met sneeuw bedekt land, het op of in de bodem brengen van meststoffen op land dat slechts aan de oppervlakte is bevroren als gevolg van een cyclus van bevriezing en dooi binnen een periode van 24 uur, en het op of in de bodem brengen van compacte stromest en van compost van dierlijke mest op vast bevroren land, wordt toegestaan.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 217 van 21.7.2012.