18.2.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 49/30 |
Hogere voorziening ingesteld op 8 december 2011 door Harald Mische tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 september 2011 in zaak F-93/05, Mische/Parlement
(Zaak T-642/11 P)
2012/C 49/55
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirerende partij: Harald Mische (Brussel, België) (vertegenwoordigers: R. Holland, J. Mische, en M. Velardo, advocaten)
Andere partijen in de procedure: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie
Conclusies
De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:
— |
het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 29 september 2011 in zaak F-93/05, Mische/Parlement, te vernietigen en, voor zover mogelijk, uitspraak te doen op basis van de voor het Gerecht aangevoerde feiten; |
— |
het besluit van het Parlement van 4 oktober 2004 nietig te verklaren, voor zover hij daarbij in rang is ingedeeld; |
— |
het Parlement te veroordelen tot betaling van schadevergoeding (daaronder begrepen loopbaanschade, wettelijke en regelmatige bezoldiging, immateriële schade, met betaling van vertragingsrente etc.); |
— |
het Parlement te verwijzen in de kosten van deze procedure en in die van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan.
1) |
Eerste middel, ontleend aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het te laat was ingesteld. |
2) |
Tweede middel, ontleend aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het rekwirant geen enkel voordeel kon brengen en hij dus geen procesbelang had. |
3) |
Derde middel, ontleend aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken ten onrechte geen uitspraak heeft gedaan over de gegrondheid van een aantal grieven, met name de schending van artikel 41, lid 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en/of artikel 5, lid 5 van het Statuut. (1) |
(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (PB 2004, L 124, blz. 1).