18.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 49/25


Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2011 door A tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 14 september 2011 in zaak F-12/09, A/Commissie

(Zaak T-595/11 P)

2012/C 49/46

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: A (Port-Vendres, Frankrijk) (vertegenwoordigers: B. Cambier, A. Paternostre en L. Levi, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 14 september 2011 in zaak F-12/09 te vernietigen;

dientengevolge, rekwirants in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen en derhalve,

de besluiten nietig te verklaren waarbij de Commissie weigert om rekwirant de uitkeringen te betalen die hem verschuldigd zijn krachtens artikel 73 van het Statuut en de Europese Commissie te veroordelen om rekwirant die uitkeringen onmiddellijk te betalen alsmede om hem een aanvullende uitkering uit hoofde van het gemene recht te betalen voor het verschil tussen het bedrag van de daadwerkelijk geleden schade en het deel van die schade dat krachtens artikel 73 van het Statuut wordt vergoed;

de Commissie te veroordelen om rekwirant vertragingsrente te betalen vanaf de maand december 2004, de datum waarop de beroepsmatige oorsprong van de ziekte, het bedrag van de geleden schade en het duurzame karakter van zijn gezondheidstoestand hadden moeten worden erkend;

de Europese Commissie te veroordelen om rekwirant elk bedrag te betalen dat het Gerecht passend acht om de immateriële schade te vergoeden die hij heeft geleden door de talrijke fouten en onregelmatigheden van de diensten van de Europese Commissie bij de afhandeling van de op hem betrekking hebbende medische procedures;

de verwerende partij te veroordelen in de kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan:

1)

Eerste middel, ontleend aan schending van het recht op eerbiediging van de redelijke termijn, van het zorgbeginsel en het beginsel van gewettigd vertrouwen alsmede verkeerde opvatting van het dossier.

2)

Tweede middel, ontleend aan schending van het recht op volledige vergoeding van de geleden schade.

3)

Derde middel, ontleend aan schending van de artikelen 73 en 90 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en van de beginselen van behoorlijk bestuur, proceseconomie, non-retroactiviteit, hiërarchie van normen en van het begrip maximale graad van genezing alsmede verkeerde opvatting van de feiten en van rekwirants betoog.