15.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 305/7


Beroep ingesteld op 29 juli 2009 — Barloworld/Commissie

(Zaak T-459/11)

2011/C 305/09

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Barloworld International, S.L. (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: F. Alcaraz Gutierrez en A. J. de la Cruz Martínez, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

artikel 1, lid 1, van het bestreden besluit nietig te verklaren, voor zover daarbij wordt vastgesteld dat artikel 12, lid 5, van de Texto Refundido de la Ley del Impuesto sobre Sociedades (gecodificeerde versie van de Spaanse wet op de vennootschapsbelasting; hierna: „TRLIS”) in artikel 107, lid 1, VWEU bedoelde elementen van staatssteun bevat en niet is gemotiveerd zoals is vereist door artikel 296 VWEU;

subsidiair, op grond van het beginsel van het gewettigd vertrouwen artikel 1, leden 2 en 3, van het bestreden besluit nietig te verklaren, voor zover het zich ertegen verzet dat de fiscale afschrijving overeenkomstig artikel 12, lid 5, TRLIS gedurende de gehele afschrijvingsperiode voort wordt toegepast op transacties tussen de datum van bekendmaking van het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden (21 december 2007) en de datum van bekendmaking van het bestreden besluit (21 mei 2011);

subsidiair, artikel 1, leden 4 en 5, van het bestreden besluit nietig te verklaren, voor zover de vaststelling van een regeling op basis van het gestelde ontbreken van juridische belemmeringen voor grensoverschrijdende fusies niet gemotiveerd is, en

de Commissie van de Europese Unie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

1)

Eerste middel: schending van artikel 107, lid 1, VWEU, voor zover artikel 12, lid 5, TRLIS niet voldoet aan de voorwaarden om te worden beschouwd als staatssteun.

Artikel 12, lid 5, TRLIS, gezien in samenhang met het hele Spaanse belastingstelsel, vormt geen economisch voordeel in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Voorts is de bestreden maatregel van algemene aard, aangezien niet kan worden geconcludeerd dat deze de facto selectief is volgens de Commissie zelf en de communautaire rechtspraak.

2)

Tweede middel: volledig ontbreken van motivering van het bestreden besluit.

Het besluit is niet gemotiveerd zoals is vereist door artikel 296 VWEU, voor zover de Commissie in dit besluit niet zorgvuldig en onpartijdig alle relevante gegevens onderzoekt, noch de conclusies van haar besluit voldoende motiveert. In het bijzonder valt de ontoereikende motivering op met betrekking tot het onderzoek naar het al dan niet bestaan van juridische belemmeringen voor grensoverschrijdende fusies tussen ondernemingen.

3)

Derde middel: verenigbaarheid van de maatregel met artikel 107, lid 3, VWEU.

Bij gebrek aan fiscale harmonisatie op EU-niveau heeft de afschrijving van de financiële goodwill tot doel hinderpalen voor grensoverschrijdende investeringen weg te nemen, aangezien hierdoor het negatieve effect van de hinderpalen voor grensoverschrijdende fusies tussen ondernemingen wordt opgeheven en de fiscale behandeling van grensoverschrijdende en nationale bedrijfscombinaties wordt gelijk getrokken om ervoor te zorgen dat beslissingen die ten aanzien van dit soort transacties worden genomen niet op fiscale overwegingen maar uitsluitend op economische overwegingen worden gebaseerd.

4)

Vierde middel: schending van het beginsel van het gewettigd vertrouwen doordat de uit de toepassing van dit beginsel voortvloeiende overgangsregeling zou moeten worden toegepast tot de datum van bekendmaking van het besluit in het Publicatieblad op 21 mei 2011.

Het besluit inzake overnames buiten de Europese Unie is aanhangig gebleven omdat er in het eerste besluit, inzake overnames in de Europese Unie, uitdrukkelijk op werd gewezen dat het mogelijk is dat er buiten de Gemeenschap nog steeds juridische hinderpalen voor grensoverschrijdende bedrijfscombinaties bestaan, waardoor voor deze transacties een andere feitelijke en juridische situatie dan voor intracommunautaire transacties zou ontstaan. Bijgevolg heeft het eerste besluit bepaalde ondernemingen ertoe gebracht om gewettigd vertrouwen te hebben in de Spaanse regeling, vooral wanneer men de feitelijke onmogelijkheid kent van grensoverschrijdende combinaties van bedrijven van buiten de Europese Unie in de overgrote meerderheid van de rechtsordes.