13.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 238/30 |
Beroep ingesteld op 13 juni 2011 — Eurallumina/Commissie
(Zaak T-308/11)
2011/C 238/52
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: Eurallumina SpA (Portoscuso, Italië) (vertegenwoordiger: V. Leone, avvocato)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
primair, de bestreden beschikking op alle onderdelen nietig verklaren voor zover zij Eurallumina betreft;
subsidiair, artikel 2 van de bestreden beschikking, betreffende de maatregel krachtens decreet 2004, en, bijgevolg, artikel 3 van de bestreden beschikking, betreffende het bevel om de steun van Eurallumina terug te vorderen, nietig verklaren;
meer subsidiair, artikel 3 van de bestreden beschikking, betreffende het bevel om de steun van Eurallumina terug te vorderen, nietig verklaren;
hoe dan ook, de Commissie in de kosten verwijzen.
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster vordert nietigverklaring van de bestreden beschikking, die:
|
de maatregel vervat in artikel 1 van decreto del Presidente del Consiglio dei ministri nr.14042 van 6 februari 2004 (hierna: „Decreto 2004”) en in de besluiten van de Autorità per l’Energia Elettrica e il Gas (hierna: „AEEG”) ter uitvoering daarvan (hierna, samen: „maatregel krachtens Decreto 2004”), kwalificeert als onrechtmatige nieuwe en onverenigbare steun en terugvordering gelast; |
|
de door Italië aangemelde maatregel vervat in artikel 11, lid 12, van Legge nr. 80 van 14 mei 2005, geconverteerd in decreto-legge nr. 35 van 14 maart 2005 (hierna: „Legge 80/2005”), en in de besluiten van de AEEG ter uitvoering daarvan (hierna, samen: „maatregel krachtens Legge 80/2005”), kwalificeert als onrechtmatige nieuwe en onverenigbare steun. |
Tot staving van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan:
1) |
Eerste middel: schending van het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De Commissie heeft volgens verzoekster de twee bovengenoemde maatregelen, die, gezien hun objectieve verschil wat betreft de rechtsgrondslag, de geadresseerden en het compensatiemechanisme, afzonderlijk hadden moeten worden onderzocht, ten onrechte samen beoordeeld. Daardoor overlappen de argumenten van de Commissie elkaar en is het verweer bemoeilijkt. |
2) |
Tweede middel: schending en onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU met betrekking tot het begrip staatssteun. De Commissie heeft de twee maatregelen ten onrechte als staatssteun beschouwd. Geen van beide voldoet aan de vereisten inzake een voordeel ten opzichte van de normale marktvoorwaarden dat de mededinging dreigt te vervalsen en inzake de beënvloeding van het communautaire handelsverkeer. Meer in het bijzonder:
|
3) |
Derde middel: schending en onjuiste toepassing van artikel 107, lid 3, VWEU, met betrekking tot de afwijking ten behoeve van steun voor regionale doeleinden in de zin van het bepaalde sub a. Volgens verzoekster heeft de Commissie ten onrechte geoordeeld dat de twee maatregelen niet toelaatbaar zijn als steun voor regionale doeleinden, meer in het bijzonder in de volgende opzichten:
|
4) |
Vierde middel: schending van fundamentele vormvoorschriften — gebrek aan motivering. Volgens verzoekster heeft de Commissie de beschikking ontoereikend gemotiveerd, meer in het bijzonder met betrekking tot de volgende aspecten:
Vijfde middel: onjuiste beoordeling met betrekking tot de omstandigheden die het gewettigd vertrouwen rechtvaardigen. De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die een gewettigd vertrouwen — van Eurallumina — dat de maatregel krachtens Decreto 2004 geen steunmaatregel was, rechtvaardigden. |
(1) Bekendgemaakt in PB C 288, blz. 4, van 1.10.1996