ARREST VAN HET GERECHT (Negende kamer)

12 november 2014 ( *1 )

„Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk LOVOL — Ouder gemeenschapswoordmerk, ouder gemeenschapsbeeldmerk en oudere nationale beeldmerken VOLVO — Relatieve weigeringsgrond — Voordeel dat ongerechtvaardigd wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk — Artikel 8, lid 5, van verordening (EG) nr. 207/2009”

In zaak T‑524/11,

Volvo Trademark Holding AB, gevestigd te Göteborg (Zweden), vertegenwoordigd door M. Treis, advocaat,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door P. Geroulakos als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniënte voor het Gerecht:

Hebei Aulion Heavy Industries Co., Ltd, gevestigd te Zhangjiakou (China), vertegenwoordigd door A. Alejos Cutuli, advocaat,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 19 juli 2011 (zaak R 1870/2010‑1) inzake een oppositieprocedure tussen Volvo Trademark Holding AB en Hebei Aulion Heavy Industries Co., Ltd,

wijst

HET GERECHT (Negende kamer),

samengesteld als volgt: G. Berardis, president, O. Czúcz (rapporteur) en A. Popescu, rechters,

griffier: J. Weychert, administrateur,

gezien het op 30 september 2011 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 31 januari 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van het BHIM,

gezien de op 20 januari 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van interveniënte,

gezien de op 29 mei 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegde repliek,

gezien de op 10 augustus 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegde dupliek van interveniënte,

gezien de beschikking van 27 maart 2014 waarbij de zaken T‑524/11 en T‑525/11 zijn gevoegd voor de mondelinge behandeling,

na de terechtzitting op 2 april 2014,

het navolgende

Arrest

Voorgeschiedenis van het geding

1

Op 20 april 2006 heeft interveniënte, Hebei Aulion Heavy Industries Co., Ltd, bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) een gemeenschapsmerkaanvraag ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd [vervangen door verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1)].

2

De inschrijvingsaanvraag betreft het volgende beeldteken:

Image

3

De waren waarvoor de merkaanvraag werd ingediend, behoren tot de klassen 7 en 12 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn omschreven als volgt:

klasse 7: „Oogstmachines; landbouwmachines, wegwalsen; graafmachines; laadmachines; bulldozers; betonmolens; kranen; graandorsmachines; rijstverplanters”;

klasse 12: „Auto’s; transportvoertuigen voor de landbouw; motorfietsen; kraanwagens; driewielers; fietsen; elektrische voertuigen; motoren voor landvoertuigen; vorkheftrucks; betonmengwagens; tractoren”.

4

De gemeenschapsmerkaanvraag is in het Blad van gemeenschapsmerken nr. 39/2006 van 25 september 2006 gepubliceerd.

5

Op 21 december 2006 heeft verzoekster, Volvo Trademark Holding AB, krachtens artikel 42 van verordening nr. 40/94 (thans artikel 41 van verordening nr. 207/2009) oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het aangevraagde merk voor de in punt 3 supra bedoelde waren.

6

De oppositie was gebaseerd op de volgende oudere merken:

gemeenschapswoordmerk VOLVO, dat op 20 juni 2005 onder nummer 2 361 087 is ingeschreven ter aanduiding van waren en diensten van de klassen 1 tot en met 9, 11, 12, 14, 16 tot en met 18, 20 tot en met 22, 24 tot en met 28 en 33 tot en met 42;

de aanvraag voor het hierna afgebeelde gemeenschapsbeeldmerk, die op 30 augustus 2001 is ingediend ter aanduiding van waren en diensten van de klassen 1 tot en met 4, 6, 7, 9, 11, 12, 14, 16, 18, 25, 28, 35 tot en met 39 en 41:

Image

het hierna afgebeelde nationale beeldmerk, dat in het Verenigd Koninkrijk is ingeschreven onder nummer 747 361 ter aanduiding van waren van klasse 12:

Image

het hierna afgebeelde nationale beeldmerk, dat in het Verenigd Koninkrijk is ingeschreven onder nummer 1 408 143 ter aanduiding van waren van klasse 7:

Image

7

Tot staving van de oppositie werden de gronden van artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009) aangevoerd.

8

Bij beslissing van 3 september 2010 heeft de oppositieafdeling de oppositie volledig afgewezen, op grond dat de conflicterende merken onvoldoende overeenstemden gelet op de vereisten van artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009.

9

Op 27 september 2010 heeft verzoekster krachtens de artikelen 58 tot en met 64 van verordening nr. 207/2009 bij het BHIM beroep ingesteld tegen de beslissing van de oppositieafdeling.

10

Bij beslissing van 19 juli 2011 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de eerste kamer van beroep van het BHIM de beslissing van de oppositieafdeling bevestigd en verzoeksters beroep verworpen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het aandachtsniveau van het relevante publiek bijzonder hoog was, met name gelet op de prijs van de betrokken waren en de zeer technische aard ervan. Verder was zij van mening dat de conflicterende tekens verschillend waren. Aldus kon er geen sprake zijn van gevaar voor verwarring van de tekens in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009. Hoewel zij voorts erkende dat de minimale mate van overeenstemming kleiner kon zijn in het kader van de toepassing van artikel 8, lid 5, van deze verordening, was zij van mening dat niet was voldaan aan de voorwaarde van overeenstemming, daar de tekens verschillend waren.

Conclusies van partijen

11

In het verzoekschrift vraagt verzoekster het Gerecht:

het beroep ontvankelijk te verklaren;

de bestreden beslissing te vernietigen;

de aanvraag tot inschrijving van het merk LOVOL af te wijzen;

interveniënte te verwijzen in de kosten die verzoekster zijn opgekomen in de onderhavige procedure en in de procedure voor het BHIM.

12

Ter terechtzitting heeft verzoekster afgezien van haar derde vordering.

13

Het BHIM verzoekt het Gerecht:

het beroep te verwerpen;

verzoekster te verwijzen in de kosten.

14

Interveniënte verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te bevestigen;

verzoekster te verwijzen in de kosten.

In rechte

15

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster één middel aan, te weten schending van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009.

16

Artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 bepaalt:

„Na oppositie door de houder van een ouder merk in de zin van lid 2, wordt de inschrijving van het aangevraagde merk [...] geweigerd, wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere merk en is aangevraagd voor waren of diensten die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het oudere merk ingeschreven is, indien het in geval van een ouder gemeenschapsmerk een in de [Europese Unie] bekend merk en in geval van een ouder nationaal merk een in de betrokken lidstaat bekend merk betreft, en indien door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk ongerechtvaardigd voordeel getrokken wordt uit of afbreuk gedaan wordt aan het onderscheidende vermogen of de reputatie van het oudere merk.”

17

De inbreuken bedoeld in artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009, wanneer zij zich voordoen, zijn het gevolg van een zekere mate van overeenstemming tussen het oudere merk en het jongere merk, op grond waarvan het betrokken publiek een samenhang ziet tussen beide merken, dat wil zeggen een verband ertussen legt, ook al verwart het deze niet [arrest van 12 maart 2009, Antartica/BHIM, C‑320/07 P, EU:C:2009:146, punt 43; arrest van 14 december 2012, Bimbo/BHIM – Grupo Bimbo (GRUPO BIMBO), T‑357/11, EU:T:2012:696, punt 29; zie ook naar analogie arrest van 27 november 2008, Intel Corporation, C‑252/07, Rec, EU:C:2008:655, punt 30].

18

De toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 is aan drie voorwaarden onderworpen, te weten ten eerste, de gelijkheid of overeenstemming van de conflicterende merken, ten tweede, de bekendheid van het in oppositie ingeroepen oudere merk en, ten derde, het risico dat door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk. Deze drie voorwaarden zijn cumulatief, zodat genoemde bepaling niet van toepassing is zodra aan een van deze voorwaarden niet is voldaan [arrest van 27 september 2011, El Jirari Bouzekri/BHIM – Nike International (NC NICKOL), T‑207/09, EU:T:2011:537, punt 29; zie ook in die zin arresten van 25 mei 2005, Spa Monopole/BHIM – Spa-Finders Travel Arrangements (SPA-FINDERS), T‑67/04, Jurispr., EU:T:2005:179, punt 30, en 27 november 2007, Gateway/BHIM – Fujitsu Siemens Computers (ACTIVY Media Gateway), T‑434/05, EU:T:2007:359, punt 57].

19

In casu was de kamer van beroep van oordeel dat het relevante grondgebied de gehele Unie was en dat het relevante publiek bestond in zowel het grote publiek als een gespecialiseerd publiek dat belangstelling toont voor professionele machines en voertuigen. Gelet op de aard en de prijs van de waren was het aandachtsniveau van het publiek bij de keuze van de waren hoog. Deze vaststellingen zijn door verzoekster niet ter discussie gesteld.

20

Verzoekster komt evenwel op tegen het oordeel van de kamer van beroep dat de aanvraag tot inschrijving van het merk LOVOL niet kon worden geweigerd op grond van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009, daar de conflicterende tekens verschillend waren en aldus niet was voldaan aan een van de cumulatieve voorwaarden voor toepassing van dat artikel.

Overeenstemming van de tekens

21

Volgens de rechtspraak zijn de in aanmerking te nemen criteria bij de beoordeling van de overeenstemming tussen de betrokken merken dezelfde in het geval van weigering van inschrijving van een aangevraagd merk wegens verwarringsgevaar overeenkomstig artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 als in het geval van weigering wegens afbreuk aan de reputatie van een ouder merk overeenkomstig artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 (arrest NC NICKOL, punt 18 supra, EU:T:2011:537, punt 31). In deze beide gevallen waarin inschrijving van een aangevraagd merk kan worden geweigerd, onderstelt de voorwaarde van overeenstemming tussen de tekens immers het bestaan van punten van visuele, fonetische of begripsmatige overeenkomst, zodat de betrokken merken uit het oogpunt van het relevante publiek ten minste voor een deel gelijk zijn wat één of meer relevante aspecten betreft (arresten ACTIVY Media Gateway, punt 18 supra, EU:T:2007:359, punt 35, en NC NICKOL, punt 18 supra, EU:T:2011:537, punt 31; zie ook naar analogie arrest van 23 oktober 2003, Adidas-Salomon en Adidas Benelux, C‑408/01, Jurispr., EU:C:2003:582, punten 28 en 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

22

De beoordeling van de visuele, fonetische of begripsmatige overeenstemming van de betrokken merken dient te berusten op de totaalindruk die door deze merken wordt opgeroepen, waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met de onderscheidende en dominerende bestanddelen ervan [arresten van 11 november 1997, SABEL, C‑251/95, Jurispr., EU:C:1997:528, punt 23; 9 juli 2003, Laboratorios RTB/BHIM – Giorgio Beverly Hills (GIORGIO BEVERLY HILLS), T‑162/01, Jurispr., EU:T:2003:199, punt 39, en 24 november 2005, Simonds Farsons Cisk/BHIM – Spa Monopole (KINJI by SPA), T‑3/04, Jurispr., EU:T:2005:418, punt 38].

23

Overeenkomstig de in punt 17 supra aangehaalde rechtspraak dient derhalve te worden onderzocht of de conflicterende merken in voldoende mate overeenstemmen om het relevante publiek ertoe te brengen een samenhang te zien tussen beide merken, dat wil zeggen een verband ertussen te leggen, ook al verwart het deze niet.

– Visuele aspect van de vergelijking

24

In de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep eerst het aangevraagde merk vergeleken met het woordmerk VOLVO en het woordelement in de oudere beeldmerken. Zij heeft erop gewezen dat de conflicterende tekens vier van de vijf letters gemeen hadden, maar in een andere volgorde. Bovendien verschilden de tekens van elkaar wat de respectieve beginletters („v” en „l”) en de eerste lettergreep („vol” en „lo”) betreft. Verder is het volgens de kamer van beroep weinig waarschijnlijk dat de gemiddelde consument de merken zal opsplitsen in de respectieve lettergrepen ervan teneinde een anagram te creëren, en aldus „lovol” zal associëren met „volvo”. Vervolgens heeft de kamer van beroep zich op het standpunt gesteld dat de grafische elementen van het aangevraagde merk banaal waren en geen verschilpunt vormden dat de visuele perceptie van de tekens door de consument zou domineren of beïnvloeden. Bovendien is het woordelement van de oudere merken in witte letters op een zwarte achtergrond weergegeven, terwijl het litigieuze merk is weergegeven in zwarte letters. Bijgevolg is de kamer van beroep tot de slotsom gekomen dat de conflicterende tekens visueel verschillend waren.

25

Verzoekster beperkt haar betoog tot de vergelijking van het woordelement van het merk LOVOL met het woordmerk VOLVO. Zij voert aan dat de twee tekens elk vijf letters bevatten en bestaan uit soortgelijke combinaties van de letters „v”, „o” en „l”. Aangezien de hoofdletters „V” en „L” beide hoekvormig zijn, stemt de geometrische structuur ervan overeen. De merken worden gevormd door dezelfde opeenvolging van klinkers, te weten „o” en „o”, en een soortgelijke opeenvolging van medeklinkers, te weten „v”, „l” en „v” voor het ene merk, en „l”, „v” en „l” voor het andere merk. Ten slotte worden beide merken gekenmerkt door de lettergrepen „vol” en „vo” of de inversie ervan.

26

In de eerste plaats dient te worden beklemtoond dat het begin van de conflicterende tekens anders is, daar het aangevraagde merk begint met een „l”, terwijl de eerste letter van het merk VOLVO een „v” is. Volgens de rechtspraak hecht de consument normaal gezien meer belang aan het eerste deel van de woorden [zie naar analogie arrest van 17 maart 2004, El Corte Inglés/BHIM – González Cabello (MUNDICOR), T‑183/02 en T‑184/02, Jurispr., EU:T:2004:79, punt 81].

27

Wat in de tweede plaats verzoeksters argument betreft dat de eerste lettergreep van het merk LOVOL een inversie van „vol” is, dient te worden opgemerkt dat zij niet nader wijst op enige taal van de Unie waarvan de regels opleggen dat het merk LOVOL in de lettergrepen „lov” en „ol”wordt opgesplitst. Integendeel, volgens de regels van de Engelse, Duitse, Franse, Italiaanse, Spaans, Poolse, Nederlandse en Hongaarse taal dient de term „lovol” te worden opgedeeld in de lettergrepen „lo” en „vol”. Zelfs indien wordt aangenomen dat in een taal van de Unie de eerste lettergreep „lov” zou zijn, heeft verzoekster geen bewijzen aangedragen voor haar stelling dat de gemiddelde consument geneigd zou zijn om een korte term zonder betekenis op te splitsen en de eerste lettergreep ervan in omgekeerde zin te lezen.

28

Overigens kan verzoekster op dit punt niet met succes verwijzen naar de arresten van 11 juni 2009, Hedgefund Intelligence/BHIM – Hedge Invest (InvestHedge) (T‑67/08, EU:T:2009:198), en van 25 juni 2010, MIP Metro/BHIM – CBT Comunicación Multimedia (Metromeet) (T‑407/08, Jurispr., EU:T:2010:256).

29

In het arrest InvestHedge heeft het Gerecht de overeenstemming tussen de beeldmerken InvestHedge en HEDGE INVEST, die beide de woordelementen „invest” en „hedge” bevatten, onderzocht. Het Gerecht was van oordeel dat de betrokken tekens beide werden gevormd door twee identieke en duidelijk identificeerbare elementen, daar deze in het oudere merk door een spatie van elkaar waren gescheiden en in het aangevraagde merk duidelijk op de voorgrond traden door het gebruik van de hoofdletters „I” en „H”. Door die schikking konden de tekens onmiddellijk worden opgesplitst in twee afzonderlijke delen, te weten „invest” en „hedge”, die identiek waren. Het is in deze context dat het Gerecht heeft geoordeeld dat uit de enkele omstandigheid dat elementen van een merk zijn omgekeerd, niet kan worden geconcludeerd dat er geen visuele overeenstemming bestaat (arrest InvestHedge, punt 28 supra, EU:T:2009:198, punt 35).

30

Zo ook heeft het Gerecht in het arrest Metromeet de visuele overeenstemming tussen de merken meeting metro en Metromeet onderzocht. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het aangevraagde merk bestond uit twee elementen, te weten „metro” en „meet”, die in omgekeerde volgorde in het oudere woordmerk voorkwamen, waarbij het relevante publiek het woord „meeting” gemakkelijk kan opvatten als het gerundium van het woord „meet”. Het heeft in herinnering gebracht dat uit de enkele omstandigheid dat elementen van een merk zijn omgekeerd, niet kan worden geconcludeerd dat er geen visuele overeenstemming bestaat (arrest Metromeet, punt 28 supra, EU:T:2010:256, punten 37 en 38).

31

Anders dan in de zaken die hebben geleid tot de arresten InvestHedge, punt 28 supra (EU:T:2009:198), en Metromeet, punt 28 supra (EU:T:2010:256), worden in casu de tekens VOLVO en LOVOL evenwel niet gevormd door termen die een duidelijke betekenis hebben en die door het relevante publiek kunnen worden begrepen. Ook wijst niets in de ordening van de letters in het aangevraagde merk LOVOL erop dat de gemiddelde consument dit merk zal opsplitsen en de twee lettergrepen afzonderlijk zal bekijken. Zelfs indien wordt aangenomen dat de gemiddelde consument overgaat tot een dergelijke opsplitsing, is er voorts geen enkele reden om aan te nemen dat hij, in strijd met de normale leeswijze van het Latijnse alfabet, de eerste drie letters „l”, „o” en „v” in omgekeerde zin leest als „vol”.

32

Hieruit volgt dat de argumenten die verzoekster ontleent aan de arresten InvestHedge, punt 28 supra (EU:T:2009:198), en Metromeet, punt 28 supra (EU:T:2010:256), falen wegens de duidelijke verschillen tussen het feitelijke kader van de zaken die hebben geleid tot bovengenoemde arresten, en dat van de onderhavige zaak.

33

In de derde plaats dient met klem erop te worden gewezen dat zelfs bij een snelle lezing van de twee tekens de gemiddelde consument geen samenhang daartussen zal zien, gelet op het feit dat zowel de eerste als de laatste letter van de conflicterende tekens verschillend is en bovendien het aangevraagde merk twee keer de letter „l” bevat, terwijl het merk VOLVO twee keer de letter „v” heeft.

34

In de vierde plaats bevatten de conflicterende tekens weliswaar de lettercombinatie „vol”, maar in het oudere woordmerk zijn deze drie letters de beginletters, terwijl zij in het aangevraagde merk de laatste letters zijn.

35

In de vijfde plaats faalt verzoeksters argument inzake de vermeende overeenstemming van de hoofdletters „L” en „V”. De gemiddelde consument wordt immers geacht de letters van het Latijnse alfabet instinctief van elkaar te onderscheiden en hij zal in casu de verschillen tussen die letters zien, mede gelet op het feit dat de conflicterende tekens vrij kort zijn.

36

Overigens dient te worden beklemtoond dat de beeldelementen van de oudere beeldmerken zorgen voor een nog groter onderscheid met het aangevraagde merk, en dat in elk geval verzoekster niets aanvoert met betrekking tot die verschillen tussen de merken in de context van de visuele vergelijking.

37

Gelet op deze overwegingen volstaat de loutere omstandigheid dat de conflicterende tekens de letters „v”, „l” en „o” en de lettercombinatie „vol” bevatten, niet om het relevante publiek ertoe te brengen een samenhang tussen die tekens te zien op basis van de visuele perceptie. Bijgevolg gaat het niet om een visuele overeenstemming waarmee rekening kan worden gehouden bij de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009.

38

De vaststelling van de kamer van beroep dat de betrokken tekens op visueel vlak verschillend zijn, moet dan ook worden bevestigd.

– Fonetische aspect van de vergelijking

39

Met betrekking tot de fonetische vergelijking van de tekens was de kamer van beroep van oordeel dat het loutere feit dat de conflicterende merken hetzelfde aantal lettergrepen hadden, niet van bijzonder belang was. Gelet op de verschillende „klinkerklanken” in de twee lettergrepen van de conflicterende merken, verschillen deze daarentegen van elkaar op fonetisch vlak.

40

Verzoekster is van mening dat de merken VOLVO en LOVOL fonetisch overeenstemmen. Zij betoogt dat de uitspraak van de conflicterende merken wordt gekenmerkt door de lettergrepen „vol”, „vo” en „lov”, die opvallende punten van overeenstemming vertonen. In beide tekens wordt de klinker „o” herhaald, die de uitspraak van het teken domineert, en zij hebben tevens de stemhebbende medeklinkers „l” en „v” gemeen, waarvan de uitspraak niet leidt tot scherpe klanken.

41

Verzoekster kan niet op goede gronden stellen dat de twee merken uitsluitend worden gevormd door de lettergrepen „vol”, „vo” en „lov”, aangezien het aangevraagde merk niet LOVVOL, maar LOVOL is. Verder dient eraan te worden herinnerd dat verzoekster geen enkele taal van de Unie vermeldt waarin de term LOVOL zou worden opgedeeld in de lettergrepen „lov” en „ol”. Volgens de grammaticaregels van de in punt 27 supra vermelde talen bestaat het aangevraagde merk daarentegen uit de lettergrepen „lo” en „vol”.

42

Verder dient te worden herhaald dat volgens de in punt 26 supra aangehaalde rechtspraak de consument normaal gezien meer belang hecht aan het eerste deel van de woorden. De eerste klanken van de conflicterende tekens zijn evenwel verschillend.

43

Het is juist dat de klinkers in de twee tekens dezelfde zijn en in meerdere talen van de Unie op dezelfde wijze worden uitgesproken. Anders dan verzoekster betoogt, worden de letters „l” en „v” evenwel duidelijk anders uitgesproken, daar de „l” een alveolaire medeklinker is, terwijl de „v” een labiodentaal is.

44

Bovendien bevat het woordelement „volvo” de naast elkaar geplaatste medeklinkers „l” en „v”, waardoor de uitspraak lichtjes hapert, terwijl in de term „lovol” de klinkers en medeklinkers elkaar afwisselen, zodat de uitspraak ervan vloeiender is. De conflicterende tekens hebben dus een ander uitspraakritme.

45

Derhalve dient te worden vastgesteld dat de loutere omstandigheid dat de conflicterende tekens de letters „v”, „l” en „o” en de lettercombinatie „vol” bevatten, niet volstaat om het relevante publiek ertoe te brengen een samenhang tussen die tekens te zien op basis van de fonetische perceptie. Bijgevolg gaat het niet om een fonetische overeenstemming waarmee rekening kan worden gehouden bij de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009.

46

Bijgevolg dient de vaststelling van de kamer van beroep, volgens welke de conflicterende tekens op fonetisch vlak verschillend zijn uit het oogpunt van de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009, te worden bevestigd.

– Begripsmatige aspect van de vergelijking

47

Verzoekster deelt de opvatting van de kamer van beroep dat een begripsmatige vergelijking onmogelijk is daar de betrokken tekens geen betekenis hebben in minstens één taal van de Unie.

48

Zij betoogt evenwel dat de consument die wordt geconfronteerd met het „uitgevonden merk” LOVOL geïntrigeerd zal zijn door dit nieuwe automerk, temeer daar het aantal autofabrikanten vrij beperkt is. De consument zal zich dus afvragen of er een of ander verband bestaat tussen dit nieuwe automerk en een zeer oud automerk met een uitstekende reputatie, en zal dan eerstgenoemd merk associëren met het merk VOLVO.

49

Op dit punt dient te worden opgemerkt dat verzoekster niet steunt op enig in de rechtspraak geformuleerd beginsel.

50

Verder heeft zij geen elementen aangedragen ten bewijze dat de consument, die blijk geeft van een hoog aandachtsniveau bij de aankoop van de betrokken waren, een nieuw merk instinctief zal associëren met een bestaand merk wanneer hij wordt geconfronteerd met een „uitgevonden merk” dat geen enkele betekenis heeft.

51

Verzoekster betoogt evenwel dat de consument een samenhang kan zien tussen de tekens LOVOL en VOLVO wegens het bestaan van een „visueel woordenboek” in het menselijk brein dat wordt ontwikkeld wanneer men leert lezen. Dienaangaande steunt zij op een wetenschappelijk artikel, getiteld „Skilled Readers Rely on Their Brain’s ‚Visual Dictionary’ to Recognize Words”, dat op 14 november 2011 werd gepubliceerd.

52

Volgens het BHIM mag het Gerecht geen rekening houden met dat wetenschappelijk artikel dat als bijlage bij de repliek is gevoegd, daar het te laat is overgelegd.

53

Het Gerecht ziet geen reden om de ontvankelijkheid van het bewijsaanbod bestaande in het betrokken artikel te onderzoeken, daar dit artikel in elk geval verzoeksters stelling niet schraagt. De auteurs beklemtonen immers dat, zelfs wanneer meerdere letters in twee woorden dezelfde zijn, de verschillen tussen de overige letters ertoe leiden dat bij het lezen van die woorden andere neuronen in het menselijk brein worden geactiveerd. Volgens de perceptie van een geoefende lezer is bijvoorbeeld de afstand tussen de Engelse woorden „hair” en „hare” dezelfde als die tussen de termen „hair” en „soup”, niettegenstaande het feit dat de termen „hair” en „hare” op dezelfde wijze worden uitgesproken.

54

Derhalve dient te worden geoordeeld dat een begripsmatige vergelijking in casu niet mogelijk is. Evenmin heeft verzoekster aangetoond dat de begripsmatige perceptie van de tekens ertoe zou kunnen leiden dat een samenhang tussen de tekens wordt gezien in de zin van de in punt 17 supra aangehaalde rechtspraak. Die argumenten moeten dus worden afgewezen.

55

Gelet op een en ander, en in het bijzonder de vaststellingen in de punten 37 en 45 supra, dient te worden geoordeeld dat de loutere omstandigheid dat de conflicterende tekens de letters „v”, „l” en „o” en de lettercombinatie „vol” bevatten, het relevante publiek niet ertoe kan brengen een samenhang tussen die tekens te zien of een verband daartussen te leggen. Dat die letters gelijk zijn, kan dus niet worden beschouwd als overeenstemming voor de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009.

56

Bijgevolg dient de bestreden beslissing te worden bevestigd voor zover de kamer van beroep in de context van de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 heeft geoordeeld dat de conflicterende tekens verschillend waren.

Toepasselijkheid van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009

57

Volgens de in punt 18 supra aangehaalde rechtspraak is artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 niet van toepassing zodra aan een van de drie cumulatieve voorwaarden niet is voldaan.

58

In casu zijn de conflicterende tekens verschillend. Hieruit volgt dat de kamer van beroep op goede gronden heeft geoordeeld dat de inschrijving van het aangevraagde merk niet kon worden geweigerd op grond van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009.

59

Gelet op een en ander dient het enige middel van verzoekster te worden afgewezen en moet derhalve het beroep in zijn geheel worden verworpen.

Kosten

60

Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vorderingen van het BHIM en van interveniënte te worden verwezen in de kosten.

 

HET GERECHT (Negende kamer),

rechtdoende, verklaart:

 

1)

Het beroep wordt verworpen.

 

2)

Volvo Trademark Holding AB wordt verwezen in de kosten.

 

Berardis

Czúcz

Popescu

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 12 november 2014.

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Engels.