Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 16 december 2015 –
Air Canada/Commissie
(Zaak T‑9/11)
„Mededinging — Mededingingsregelingen — Europese luchtvrachtmarkt — Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot meerdere prijsonderdelen voor luchtvrachtdiensten (instelling van brandstoftoeslagen en veiligheidstoeslagen, weigering van betaling van een commissie over de toeslagen) — Artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Gemeenschap en Zwitserland inzake luchtvervoer — Motiveringsplicht”
1. |
Handelingen van de instellingen — Motivering — Verplichting — Omvang — Besluit tot toepassing van de mededingingsregels — Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk en oplegging van een geldboete — Vereisten die voortvloeien uit het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming — Duidelijkheid en nauwkeurigheid van het dispositief van het besluit (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2 en 23, lid 5) (cf. punten 31‑35) |
2. |
Mededinging — Administratieve procedure — Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk — Vaststelling van de bestrafte inbreuken — Vaststelling van de personen op wie het besluit betrekking heeft — Voorrang van het dispositief boven de motivering (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punt 36) |
3. |
Mededingingsregelingen — Verbod — Rechtstreekse werking — Recht van particulieren om vergoeding van de geleden schade te vorderen — Wijze van uitoefening — Inbreuken waarop een besluit van de Commissie betrekking heeft — Besluit bindend voor de nationale rechter — Draagwijdte — Belang van de duidelijkheid en de nauwkeurigheid van het dispositief van het besluit (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2 en 16, lid 1) (cf. punten 37‑43) |
4. |
Mededingingsregelingen — Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen — Ondernemingen waaraan de inbreuk bestaande in deelneming aan een algehele mededingingsregeling ten laste kan worden gelegd — Criteria — Eén enkel doel en totaalplan (Art. 101, lid 1, VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 57, 62) |
5. |
Handelingen van de instellingen — Motivering — Verplichting — Omvang — Besluit tot toepassing van de mededingingsregels — Besluit van de Commissie tot vaststelling van een inbreuk en oplegging van een geldboete — Interne tegenstrijdigheden in het besluit — Gevolgen — Nietigverklaring — Voorwaarden — Aantasting van de rechten van verdediging van de bestrafte onderneming — Onmogelijkheid voor de Unierechter om zijn toezicht uit te oefenen (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 60, 76‑78, 84, 85) |
6. |
Handelingen van de instellingen — Motivering — Verplichting — Omvang — Besluit tot toepassing van de mededingingsregels — Regularisatie van een motiveringsgebrek tijdens de contentieuze procedure — Ontoelaatbaarheid (Art. 101, lid 1, VWEU en 296 VWEU; EER-Overeenkomst, art. 53; overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 8; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 82, 83) |
7. |
Beroep tot nietigverklaring — Bevoegdheid van de Unierechter — Conclusies strekkende tot een bevel aan een instelling — Niet-ontvankelijkheid (Art. 263 VWEU en 266 VWEU) (cf. punt 88) |
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van besluit C(2010) 7694 definitief van de Commissie van 9 november 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak COMP/39258 – Luchtvracht), voor zover dit is gericht tot verzoekster, en, subsidiair, tot verlaging van de geldboete die aan deze laatste is opgelegd
Dictum
1) |
Besluit C(2010) 7694 definitief van de Commissie van 9 november 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak COMP/39258 – Luchtvracht) wordt nietig verklaard voor zover het betrekking heeft op Air Canada. |
2) |
Het beroep wordt verworpen voor het overige. |
3) |
De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en die van Air Canada. |