17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 370/19


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London (Verenigd Koninkrijk) op 17 september 2011 — Olaitan Ajoke Alarape, Olukayode Azeez Tijani/Secretary of State of the Home Department

(Zaak C-529/11)

2011/C 370/31

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Olaitan Ajoke Alarape, Olukayode Azeez Tijani

Verwerende partij: Secretary of State of the Home Department

Prejudiciële vragen

1)

Is het voor de hoedanigheid van „ouder die daadwerkelijk instaat voor de verzorging” en de mogelijkheid om op grond daarvan een verblijfsrecht af te leiden van een kind, ouder dan 21 jaar, dat aanspraak maakt op een recht op toegang tot onderwijs krachtens artikel 12 van verordening nr. 1612/68 (zie thans artikel 10 van verordening (EU) nr. 492/2011 (1)), noodzakelijk dat het kind i) ten laste is van die ouder; ii) bij die ouder inwoont, en iii) emotionele steun van die ouder ontvangt?

2)

Indien een ouder, om voor een dergelijk afgeleid verblijfsrecht in aanmerking te komen, niet hoeft aan te tonen dat de drie bovengenoemde omstandigheden zich alle voordoen, volstaat dan het bewijs van slechts een of twee van die omstandigheden?

3)

Kan met betrekking tot voormeld punt ii) nog steeds sprake zijn van verblijf van een meerderjarig kind in een gezamenlijke huishouding met zijn ouder(s), ook wanneer dat kind voor de duur van zijn studie niet thuis woont (behoudens vakanties en incidentele weekenden)?

4)

Moet met betrekking tot voormeld punt iii) de door de ouder geboden emotionele steun van een specifieke aard zijn (te weten, hecht of een fysieke nabijheid), of is het voldoende dat het om een normale emotionele band tussen een ouder en een meerderjarig kind gaat?

5)

Indien een persoon gedurende een ononderbroken periode van meer dan vijf jaar een Unierechtelijk verblijfsrecht heeft gehad op grond van artikel 12 van verordening nr. 1612/68 [zie thans artikel 10 van verordening (EU) nr. 492/2011], telt dat verblijfsrecht dan mee voor de verkrijging van een duurzaam verblijfsrecht in de zin van hoofdstuk IV van richtlijn 2004/38/EG (2) („Duurzaam verblijfsrecht”) en de afgifte van een verblijfskaart in de zin van artikel 19 van die richtlijn?


(1)  Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PB L 141, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77).