22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/29


Hogere voorziening ingesteld op 1 september 2011 door Solvay Solexis SpA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer — uitgebreid) van 16 juni 2011 in zaak T-195/06, Solvay Solexis/Commissie

(Zaak C-449/11 P)

2011/C 311/48

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Solvay Solexis SpA (vertegenwoordigers: T. Salonico, G. L. Zampa en G. Barone, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen en de litigieuze beschikking nietig verklaren voor zover daarin wordt vastgesteld dat Ausimont aan de inbreuk heeft deelgenomen vóór mei-september 1997 en bijgevolg de hoogte van de geldboete die verzoekster in artikel 2 van de beschikking is opgelegd opnieuw berekenen;

het bestreden arrest vernietigen en de litigieuze beschikking nietig verklaren voor zover daarin voor de periode na mei-september 1997 niet wordt erkend dat het gedrag van Ausimont minder ernstige gevolgen had omdat zij niet aan de mededingingsregeling ter beperking van de capaciteit heeft deelgenomen en voor zover zij daarin in een verkeerde categorie is ingedeeld om het basisbedrag van de geldboete vast te stellen, en bijgevolg de hoogte van de geldboete die verzoekster in artikel 2 van de beschikking is opgelegd opnieuw berekenen;

subsidiair, de delen van het bestreden arrest die bovengenoemde conclusies bevatten vernietigen en de zaak voor afdoening terugverwijzen naar het Gerecht;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

I.

Schending van artikel 101 VWEU en artikel 2 van verordening (EG) nr. 1/2003 (1), ontoereikende en tegenstrijdige motivering en, daarmee samenhangend, verdraaiing van het bewijs, voor zover niet is aangetoond dat het gedrag van Ausimont van mei 1995 tot en met mei-september 1997 kon worden gekwalificeerd als deelname aan een „overeenkomst” of een „onderling afgestemde feitelijke gedraging”. Bovendien is niet gemotiveerd waarom het objectieve bewijs dat was aangedragen om aan te tonen dat Ausimont zich in die periode zeer concurrerend en onafhankelijk opstelde, is verworpen.

II.

Schending van het gelijkheidsbeginsel, het verbod van discriminatie en het rechtszekerheidsbeginsel, ook in het licht van de niet-inachtneming van de richtsnoeren voor de berekening van geldboetes van 1998 (2), motiveringsgebreken en kennelijke verdraaiing van het bewijs voor zover het de beoordeling van de ernst van het gedrag van Ausimont en de vaststelling van de opgelegde geldboete betreft.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PB L 1, blz. 1.

(2)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd, PB 1998, C 9, blz. 3.