10.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/31


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hof van Cassatie (België) op 30 juni 2011 — ProRail NV tegen Xpedys NV e.a.

(Zaak C-332/11)

2011/C 269/59

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van Cassatie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: ProRail NV

Verweersters: Xpedys NV, FAG Kugelfischer GmbH, DB Schenker Rail Nederland NV, Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen NV

Prejudiciële vraag

Moeten de artikelen 1 en 17 van verordening (EG) nr. 1206/2001 (1) van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken, mede in acht genomen onder meer de Europese regelgeving inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken en het in artikel 33.1 EEX-Verordening (2) tot uitdrukking gebrachte beginsel dat de in een lidstaat gegeven beslissingen zonder vorm van proces worden erkend in de overige lidstaten, aldus worden uitgelegd dat de rechter die een gerechtelijk deskundigenonderzoek beveelt waarvan de opdracht deels in het land van de lidstaat waartoe de rechter behoort, maar ook deels in een andere lidstaat dient te worden uitgevoerd, voor de rechtstreekse uitvoering van dit laatste deel alleen en dus exclusief gebruik moet maken van de door voormelde verordening in het leven geroepen methode bedoeld in artikel 17, dan wel of de door dat land aangestelde gerechtsdeskundige ook buiten de bepalingen van verordening nr. 1206/2001 kan belast worden met een onderzoek dat gedeeltelijk in een andere lidstaat van de Europese Unie moet worden uitgevoerd?


(1)  PB L 174, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1).