14.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/12


Hogere voorziening ingesteld op 2 maart 2011 door Helena Rubinstein, L'Oréal tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 16 december 2010 in zaak T-345/08, Helena Rubinstein SNC, L'Oréal SA/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Allergan, Inc.

(Zaak C-100/11 P)

2011/C 145/17

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: Helena Rubinstein SNC, L'Oréal SA (vertegenwoordiger: A. von Mühlendahl, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Allergan, Inc.

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 16 november 2010 in gevoegde zaken T-345/08 en T-357/08 vernietigen;

de door Allergan, Inc. ingestelde beroepen tegen de beslissingen van de nietigheidsafdeling van het Bureau van 28 maart 2007 in zaak 1118 C (Helena Rubinstein SNC, BOTOLIST) en van 4 april 2007 in zaak 1120 C (L'Oréal SA, BOTOCYL) verwerpen;

het Bureau verwijzen in kosten van de procedures voor het Hof en het Gerecht, alsmede in de kosten van de procedure voor de kamer van beroep van het Bureau.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirantes voeren aan dat het litigieuze arrest dient te worden vernietigd op de volgende gronden:

 

Het Gerecht heeft artikel 52, lid 1, juncto artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 (1) geschonden door te oordelen dat het Bureau op goede gronden kon stellen dat de door Allergan, Inc. aangevoerde oudere merken bekend waren en het gebruik van de omstreden inschrijvingen ongerechtvaardigd voordeel zou trekken uit of afbreuk zou doen aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van de oudere merken.

 

Het Gerecht heeft artikel 115 van verordening nr. 40/94 juncto artikel 1, regel 38, lid 2, van verordening (EG) nr. 2868/95 (2) van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk, zoal gewijzigd (hierna: „regel 38”), geschonden door rekening te houden met bewijsmateriaal dat niet in de procestaal was overgelegd.

 

Het Gerecht heeft artikel 63 van verordening nr. 40/94 geschonden door de aangevochten beslissingen te herzien en bevestigen overeenkomstig onjuiste rechtsregels.

 

Het Gerecht heeft artikel 73 van verordening nr. 40/94 geschonden door te oordelen dat de aangevochten beslissingen niet ontoereikend waren gemotiveerd.


(1)  PB L 11, blz. 1.

(2)  PB L 303, blz. 1.