21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 152/10


Hogere voorziening ingesteld op 25 februari 2011 door Fidelio KG tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 16 december 2010 in zaak T-286/08, Fidelio KG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

(Zaak C-87/11 P)

2011/C 152/19

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Fidelio KG (vertegenwoordiger: M. Gail, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 16 december 2010 in zaak T-286/08 vernietigen;

de door rekwirante in eerste aanleg ingestelde vorderingen toewijzen;

het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 in de weg staat aan inschrijving van het teken „Hallux” voor „orthopedische artikelen” en „schoeisel”. Het is niet te begrijpen waarom het Gerecht, tegen het betoog van rekwirante in, de argumenten van het Bureau heeft gevolgd en ervan is uitgegaan dat „hallux” — de Latijnse benaming voor grote teen — de gebruikelijke afkorting is van „hallux valgus”, een ziekte van de grote teen. Daardoor heeft het Gerecht het belang van het beginsel van ambtshalve onderzoek miskend en bovendien zijn motiveringsplicht geschonden.

Verder heeft het Gerecht de waren en de categorieën van waren onjuist gedefinieerd. Aangezien het begrip „orthopedische artikelen” zeer ruim is en het volstaat dat de absolute weigeringsgrond voor een deel van de waren geldt, kan het Bureau naar believen tal van soorten waren bedenken teneinde de inschrijving van een bepaald type waar te verbieden. Het Gerecht heeft daarmee geen rekening gehouden.

Wat het schoeisel betreft, is het Gerecht er ten onrechte van uitgegaan dat er een categorie van waren „comfortschoenen” bestaat. In werkelijkheid is er geen verschil tussen gewone schoenen en zogenoemde comfortschoenen.

Bovendien heeft het Gerecht zich bij de afbakening van het voor „orthopedische artikelen” en „schoeisel” relevante publiek op onjuiste premissen gebaseerd. Volgens rekwirante dient hiervoor de relevante consument in aanmerking te worden genomen. De gemiddelde consument is noch bekend met de Latijnse taal, noch is hij vertrouwd met de voetziekte hallux valgus. Het merk „Hallux” kan dus niet als beschrijvend worden opgevat.

Ten slotte heeft het Gerecht ook artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 geschonden, aangezien het het teken „Hallux” niet heeft onderzocht met betrekking tot deze bepaling.