Zaak C-24/11 P

Koninkrijk Spanje

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening — EOGFL — Afdeling Garantie — Uitgaven uitgesloten van communautaire financiering — Uitgaven gedaan door Koninkrijk Spanje — Productiesteun voor olijfolie”

Samenvatting van het arrest

  1. Landbouw – EOGFL – Goedkeuring van rekeningen – Voorbereiding van beschikkingen – Schriftelijke mededeling door Commissie aan lidstaten van resultaten van haar verificaties – Inhoud – Voorwaarden – Niet-inachtneming – Gevolg

    (Verordeningen van de Raad nr. 729/70, art. 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, en nr. 1258/1999, art. 7, lid 4, vijfde alinea; verordening nr. 1663/95 van de Commissie, art. 8, lid 1)

  2. Landbouw – EOGFL – Goedkeuring van rekeningen – Beperking van weigering van financiering – Termijn van 24 maanden – Aanvang – Mededeling door Commissie van resultaten van verificaties

    (Verordeningen van de Raad nr. 729/70, art. 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, nr. 2261/84, art. 12, en nr. 1258/1999, art. 7, lid 4, vijfde alinea; verordening nr. 2366/98 van de Commissie, art. 16)

  1.  Volgens artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 729/70 aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL moet de Commissie, indien zij op grond van een onderzoek van mening is dat bepaalde uitgaven niet overeenkomstig de voorschriften van de Unie zijn gedaan, de betrokken lidstaat in kennis stellen van haar bevindingen en van de correctiemaatregelen die moeten worden genomen om naleving in de toekomst te garanderen. Deze bepaling verlangt dat de aan de betrokken lidstaat verweten onregelmatigheid voldoende nauwkeurig is vermeld in de schriftelijke mededeling bedoeld in de eerste alinea ervan, zodat die staat er volledig van op de hoogte is. De niet-naleving van die voorwaarde holt de procedurele waarborg uit die artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de lidstaten toekennen en die inhoudt dat het EOGFL de financiering slechts kan weigeren wanneer de uitgaven binnen een bepaalde periode zijn gedaan.

    Artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 moet dus worden gelezen in samenhang met artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999, waarin is bepaald dat de Commissie geen uitgaven kan uitsluiten die meer dan 24 maanden voordat de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de betrokken lidstaat heeft meegedeeld, zijn gedaan. De schriftelijke mededeling bedoeld in de eerste alinea van dat artikel 8, lid 1, is dus een waarschuwing dat de uitgaven die tijdens de periode van 24 maanden voorafgaand aan de kennisgeving van deze mededeling zijn gedaan, kunnen worden uitgesloten van de financiering door het EOGFL, en vormt dan ook het referentiepunt voor de berekening van de aldus vastgestelde termijn van 24 maanden.

    Derhalve moet de in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 bedoelde mededeling, om haar waarschuwende functie te vervullen, in het bijzonder gelet op artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999, meteen voldoende nauwkeurig melding maken van alle onregelmatigheden die aan de betrokken lidstaat worden verweten en die uiteindelijk de grondslag vormden voor de toegepaste financiële correctie. Slechts een dergelijke mededeling kan waarborgen dat de bezwaren van de Commissie volledig bekend zijn — zodat zij de waarschuwende functie kan vervullen die een dergelijke mededeling volgens deze bepaling moet hebben — en het referentiepunt vormen voor de berekening van de termijn van 24 maanden waarin is voorzien bij artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999.

    (cf. punten 26, 28-31, 33-34)

  2.  In het kader van de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL is de relevante datum voor de beoordeling of een uitgave is gedaan binnen de termijn van 24 maanden bedoeld in artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de datum waarop het uiteindelijke bedrag van de compenserende steun wordt bepaald en het saldo door de betrokken lidstaat wordt betaald.

    In dit verband blijkt uit artikel 12 van verordening nr. 2261/84 houdende algemene voorschriften inzake de toekenning van de productiesteun voor olijfolie en de steun aan de producentenorganisaties juncto artikel 16 van verordening nr. 2366/98 houdende uitvoeringsbepalingen van de productiesteunregeling voor olijfolie voor de verkoopseizoenen 1998/1999 tot en met 2000/2001, dat de olijfolieproducenten bij het begin van elk verkoopseizoen een voorschot ontvangen op het gevraagde steunbedrag. Deze producenten hoeven echter geen zekerheid te stellen voor een eventuele verplichting tot terugbetaling in het geval dat het uiteindelijke steunbedrag lager is dan het betaalde voorschot. Op grond van die bepalingen betaalt de betrokken lidstaat het saldo van de steun evenwel slechts aan de producenten nadat hij alle daartoe voorziene controles heeft uitgevoerd en onder voorbehoud van de resultaten daarvan. Het uiteindelijk verschuldigde steunbedrag is dus niet bekend vóór de betaling van dat saldo.

    In het kader van de regeling inzake de productiesteun voor olijfolie bepaalt die betaling dus de datum waarop de uitgave is gedaan in de zin van artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999. Dat is immers de datum waarop de verplichting van de betrokken lidstaat en het overeenkomstige recht van de producent definitief worden vastgesteld. In dat verband maakt het feit dat er geen zekerheid hoeft te worden gesteld om het voorschot op de aangevraagde steun te ontvangen, de betaling van dit voorschot niet meer of minder voorlopig.

    (cf. punten 45-47)


Zaak C-24/11 P

Koninkrijk Spanje

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening — EOGFL — Afdeling Garantie — Uitgaven uitgesloten van communautaire financiering — Uitgaven gedaan door Koninkrijk Spanje — Productiesteun voor olijfolie”

Samenvatting van het arrest

  1. Landbouw — EOGFL — Goedkeuring van rekeningen — Voorbereiding van beschikkingen — Schriftelijke mededeling door Commissie aan lidstaten van resultaten van haar verificaties — Inhoud — Voorwaarden — Niet-inachtneming — Gevolg

    (Verordeningen van de Raad nr. 729/70, art. 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, en nr. 1258/1999, art. 7, lid 4, vijfde alinea; verordening nr. 1663/95 van de Commissie, art. 8, lid 1)

  2. Landbouw — EOGFL — Goedkeuring van rekeningen — Beperking van weigering van financiering — Termijn van 24 maanden — Aanvang — Mededeling door Commissie van resultaten van verificaties

    (Verordeningen van de Raad nr. 729/70, art. 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, nr. 2261/84, art. 12, en nr. 1258/1999, art. 7, lid 4, vijfde alinea; verordening nr. 2366/98 van de Commissie, art. 16)

  1.  Volgens artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 729/70 aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL moet de Commissie, indien zij op grond van een onderzoek van mening is dat bepaalde uitgaven niet overeenkomstig de voorschriften van de Unie zijn gedaan, de betrokken lidstaat in kennis stellen van haar bevindingen en van de correctiemaatregelen die moeten worden genomen om naleving in de toekomst te garanderen. Deze bepaling verlangt dat de aan de betrokken lidstaat verweten onregelmatigheid voldoende nauwkeurig is vermeld in de schriftelijke mededeling bedoeld in de eerste alinea ervan, zodat die staat er volledig van op de hoogte is. De niet-naleving van die voorwaarde holt de procedurele waarborg uit die artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de lidstaten toekennen en die inhoudt dat het EOGFL de financiering slechts kan weigeren wanneer de uitgaven binnen een bepaalde periode zijn gedaan.

    Artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 moet dus worden gelezen in samenhang met artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999, waarin is bepaald dat de Commissie geen uitgaven kan uitsluiten die meer dan 24 maanden voordat de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de betrokken lidstaat heeft meegedeeld, zijn gedaan. De schriftelijke mededeling bedoeld in de eerste alinea van dat artikel 8, lid 1, is dus een waarschuwing dat de uitgaven die tijdens de periode van 24 maanden voorafgaand aan de kennisgeving van deze mededeling zijn gedaan, kunnen worden uitgesloten van de financiering door het EOGFL, en vormt dan ook het referentiepunt voor de berekening van de aldus vastgestelde termijn van 24 maanden.

    Derhalve moet de in artikel 8, lid 1, van verordening nr. 1663/95 bedoelde mededeling, om haar waarschuwende functie te vervullen, in het bijzonder gelet op artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999, meteen voldoende nauwkeurig melding maken van alle onregelmatigheden die aan de betrokken lidstaat worden verweten en die uiteindelijk de grondslag vormden voor de toegepaste financiële correctie. Slechts een dergelijke mededeling kan waarborgen dat de bezwaren van de Commissie volledig bekend zijn — zodat zij de waarschuwende functie kan vervullen die een dergelijke mededeling volgens deze bepaling moet hebben — en het referentiepunt vormen voor de berekening van de termijn van 24 maanden waarin is voorzien bij artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999.

    (cf. punten 26, 28-31, 33-34)

  2.  In het kader van de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL is de relevante datum voor de beoordeling of een uitgave is gedaan binnen de termijn van 24 maanden bedoeld in artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de datum waarop het uiteindelijke bedrag van de compenserende steun wordt bepaald en het saldo door de betrokken lidstaat wordt betaald.

    In dit verband blijkt uit artikel 12 van verordening nr. 2261/84 houdende algemene voorschriften inzake de toekenning van de productiesteun voor olijfolie en de steun aan de producentenorganisaties juncto artikel 16 van verordening nr. 2366/98 houdende uitvoeringsbepalingen van de productiesteunregeling voor olijfolie voor de verkoopseizoenen 1998/1999 tot en met 2000/2001, dat de olijfolieproducenten bij het begin van elk verkoopseizoen een voorschot ontvangen op het gevraagde steunbedrag. Deze producenten hoeven echter geen zekerheid te stellen voor een eventuele verplichting tot terugbetaling in het geval dat het uiteindelijke steunbedrag lager is dan het betaalde voorschot. Op grond van die bepalingen betaalt de betrokken lidstaat het saldo van de steun evenwel slechts aan de producenten nadat hij alle daartoe voorziene controles heeft uitgevoerd en onder voorbehoud van de resultaten daarvan. Het uiteindelijk verschuldigde steunbedrag is dus niet bekend vóór de betaling van dat saldo.

    In het kader van de regeling inzake de productiesteun voor olijfolie bepaalt die betaling dus de datum waarop de uitgave is gedaan in de zin van artikel 5, lid 2, sub c, vijfde alinea, van verordening nr. 729/70 en artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999. Dat is immers de datum waarop de verplichting van de betrokken lidstaat en het overeenkomstige recht van de producent definitief worden vastgesteld. In dat verband maakt het feit dat er geen zekerheid hoeft te worden gesteld om het voorschot op de aangevraagde steun te ontvangen, de betaling van dit voorschot niet meer of minder voorlopig.

    (cf. punten 45-47)