25.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 258/8


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 27 april 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden — Nederland) — Staatssecretaris van Financiën/U. Notermans-Boddenberg

(Zaak C-114/11) (1)

(Artikelen 18 EG en 39 EG - Personenauto’s - Gebruik in lidstaat van personenauto die in andere lidstaat is geregistreerd - Belasting op dit voertuig in eerstgenoemde lidstaat bij aanvang van gebruik op nationaal wegennet - Voertuig meegebracht bij verhuizing naar eerstgenoemde lidstaat en gebruikt zowel voor privédoeleinden als voor vervoer naar werkplek in tweede lidstaat)

2012/C 258/12

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Staatssecretaris van Financiën

Verwerende partij: U. Notermans-Boddenberg

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden — Uitlegging van de artikelen 18 EG en 39 EG (thans artikelen 21 VWEU en 45 VWEU) — Nationale regeling waarbij de aanvang van het gebruik met de auto op het nationale wegennet aan registratiebelasting wordt onderworpen — Belastingplichtigheid van een vanuit een andere lidstaat verhuisde persoon met de nationaliteit van die lidstaat die een aldaar geregistreerde auto die deel uitmaakt van de verhuisboedel duurzaam gebruikt voor privé- en beroepsdoeleinden, waaronder reizen naar de plaats van werkzaamheden in die andere lidstaat

Dictum

Artikel 39 EG moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke inwoners die vanuit een andere lidstaat zijn verhuisd en daarbij een voertuig hebben meegebracht dat in die andere lidstaat is geregistreerd, ter zake van de aanvang van het gebruik van dit voertuig op het nationale wegennet gehouden zijn een belasting te betalen die normaliter verschuldigd is ter zake van de registratie van een voertuig in eerstgenoemde lidstaat, wanneer dit voertuig hoofdzakelijk op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat duurzaam wordt gebruikt, zelfs indien deze inwoners het voertuig onder meer gebruiken om naar hun werkplek in de tweede lidstaat te reizen.


(1)  PB C 152 van 21.5.2011.