20.4.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 114/16


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 21 februari 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Arbeidsrechtbank te Brussel — België) — Patricia Dumont de Chassart/Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW)

(Zaak C-619/11) (1)

(Sociale zekerheid - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 72 en artikelen 78, lid 2, sub b, en 79, lid 1, sub a - Gezinsbijslagen voor weeskinderen - Samentelling van tijdvakken van verzekering en arbeid - Door overlevende ouder in andere lidstaat vervulde tijdvakken - Niet-inaanmerkingneming)

2013/C 114/22

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Arbeidsrechtbank te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Patricia Dumont de Chassart

Verwerende partij: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Arbeidsrechtbank te Brussel — Uitlegging van de artikelen 17 EG, 39 EG en 43 EG, evenals van artikel 72 en artikel 79, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2) — Bijslagen voor wezen ten laste van woonstaat van begunstigde — Toelaatbaarheid, wat de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie betreft, van een gemeenschapsbepaling die de verkrijging van het recht op bijslagen afhankelijk stelt van de vervulling van bepaalde tijdvakken van verzekering door de overleden ouder, met uitsluiting van de overlevende ouder — Gunstigere nationale regeling, op grond waarvan de gelijkstellingsregels betreffende de tijdvakken van verzekering ook gelden voor de overlevende ouder — Minder gunstige behandeling van werknemers, overlevende ouders, die hun recht op vrij verkeer hebben uitgeoefend — Discriminatie

Dictum

Artikel 72 en de artikelen 78, lid 2, sub b, en 79, lid 1, tweede alinea, sub a, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 gewijzigde en bijgewerkte versie, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1399/1999 van de Raad van 29 april 1999, moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een nationale regeling van een lidstaat bepaalt dat zowel de overleden ouder als de overlevende ouder, indien zij de hoedanigheid van werknemer hebben, aan de grondslag kan liggen van een recht op bijslagen voor wezen, die bepalingen vereisen dat de door de overlevende ouder in een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering en arbeid in aanmerking worden genomen voor de samentelling van de tijdvakken die nodig zijn om in de eerstbedoelde lidstaat een recht op bijslagen te verkrijgen. Het is in dat verband irrelevant dat de overlevende ouder zich niet kan beroepen op een tijdvak van verzekering of arbeid in die lidstaat tijdens het door die nationale regeling vastgestelde referentietijdvak voor de verkrijging van dat recht.


(1)  PB C 49 van 18.2.2012.