27.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 331/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 6 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā rajona tiesa — Letland) — Laimonis Treimanis/Valsts ieņēmumu dienests

(Zaak C-487/11) (1)

(Verordening (EEG) nr. 918/83 - Artikelen 1, lid 2, sub c, 2, en 7, lid 1 - Vrijstelling van invoerrechten op persoonlijke goederen - Begrip „goederen die voor behoeften van huishouden dienen” - Motorvoertuig dat op grondgebied van Unie is ingevoerd - Gebruik van voertuig door gezinslid van eigenaar die voertuig heeft ingevoerd)

(2012/C 331/17)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Administratīvā rajona tiesa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Laimonis Treimanis

Verwerende partij: Valsts ieņēmumu dienests

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administratīvā rajona tiesa Rīgas tiesu nams — Uitlegging van artikel 7, lid 1, van verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 105, blz. 1) — Vrijstelling van rechten van invoer op persoonlijke goederen — Begrip huishouden — Motorvoertuig dat is gebruikt voor de behoeften van een huishouden in een derde land — Invoer van dat voertuig door de eigenaar ervan, die hoofdzakelijk in het derde land woont, in een lidstaat van de Europese Unie met het oog op gebruik om niet ervan door een gezinslid van de eigenaar dat daadwerkelijk metterwoon naar deze lidstaat is verhuisd, na deel te hebben uitgemaakt van hetzelfde huishouden als de eigenaar vóór de invoer van het voertuig

Dictum

De artikelen 2 en 7, lid 1, van verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen, moeten aldus worden uitgelegd dat met vrijstelling van invoerrechten kan worden ingevoerd een motorvoertuig voor privégebruik dat uit een derde land in het douanegebied van de Europese Unie is ingevoerd, op voorwaarde dat de importeur zijn normale verblijfplaats effectief naar het douanegebied van de Europese Unie heeft overgebracht; het staat aan de nationale rechter dit na te gaan. Wordt beschouwd als een goed dat dient voor de behoeften van het huishouden van de importeur, het voertuig dat door een gezinslid van deze importeur, te weten een persoon die bij hem inwoont of die in hoofdzaak te zijnen laste komt, om niet wordt gebruikt; het staat aan de nationale rechter dit na te gaan. Voornoemde vrijstelling gaat niet verloren door dit gebruik.


(1)  PB C 347 van 26.11.2011.