12.1.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/16


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hamburgisches Oberverwaltungsgericht — Duitsland) — Atilla Gülbahce/Freie und Hansestadt Hamburg

(Zaak C-268/11) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Associatieovereenkomst EEG-Turkije - Besluit nr. 1/80 van associatieraad - Artikel 6, lid 1, eerste streepje - Rechten van Turkse werknemers die tot legale arbeidsmarkt behoren - Retroactieve intrekking van verblijfstitel)

2013/C 9/24

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Hamburgisches Oberverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Atilla Gülbahce

Verwerende partij: Freie und Hansestadt Hamburg

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hamburgisches Oberverwaltungsgericht — Uitlegging van de artikelen 10, lid 1, en 13 van besluit nr. 1/80 van de associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije — Toekenning van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en een arbeidsvergunning voor onbepaalde tijd aan een Turkse werknemer die gehuwd is met een staatsburger van de lidstaat van ontvangst — Intrekking met terugwerkende kracht van de besluiten tot verlenging van de verblijfsvergunning wegens het feit dat hij feitelijk gescheiden leeft van zijn echtgenote, waarvan de bevoegde autoriteiten niet in kennis waren gesteld — Voorwaarden waaronder het verblijfsrecht kan worden gebaseerd op artikel 10, lid 1, van besluit nr. 1/80, gelet op de arbeidsvergunning voor onbepaalde tijd

Dictum

Artikel 6, lid 1, eerste streepje, van besluit nr. 1/80 van de associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie die tot stand is gebracht bij overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, die op 12 september 1963 te Ankara is ondertekend door de Republiek Turkije enerzijds en de lidstaten van de EEG en de Gemeenschap anderzijds, en die namens laatstgenoemde is gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad van 23 december 1963, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de bevoegde nationale autoriteiten de verblijfstitel van een Turkse werknemer met terugwerkende kracht intrekken tot de datum waarop niet langer werd voldaan aan de nationaalrechtelijke voorwaarde voor verlening van deze verblijfsvergunning, wanneer die werknemer geen enkele frauduleuze handeling heeft verricht en deze intrekking plaatsvindt na afloop van het in genoemd artikel 6, lid 1, eerste streepje, bedoelde tijdvak van een jaar legale arbeid.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.