26.1.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 26/7 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 22 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Brain Products GmbH/BioSemi VOF, Antonius Pieter Kuiper, Robert Jan Gerard Honsbeek, Alexander Coenraad Metting van Rijn
(Zaak C-219/11) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Medische hulpmiddelen - Richtlijn 93/42/EEG - Werkingssfeer - Uitlegging van begrip „medisch hulpmiddel” - Product dat voor niet-medisch gebruik wordt verkocht - Onderzoek van fysiologisch proces - Vrij verkeer van goederen)
2013/C 26/13
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Brain Products GmbH
Verwerende partijen: BioSemi VOF, Antonius Pieter Kuiper, Robert Jan Gerard Honsbeek, Alexander Coenraad Metting van Rijn
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesgerichtshof — Uitlegging van artikel 1, lid 2, sub a, derde streepje, van richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (PB L 169, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 (PB L 247, blz. 21) — Uitlegging van het begrip „medisch hulpmiddel” — Toepassing van de richtlijn op een voor niet-medisch gebruik verkocht product dat bestemd is voor de diagnose van een fysiologisch proces
Dictum
Artikel 1, lid 2, sub a, derde streepje, van richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007, moet aldus worden uitgelegd dat een product dat door de fabrikant ervan is ontworpen om bij de mens te worden aangewend voor het onderzoek van een fysiologisch proces, slechts onder het begrip „medisch hulpmiddel” valt indien het bestemd is voor een medisch doel.