3.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/44


Beroep ingesteld op 20 april 2010 — GEA Group/Commissie

(Zaak T-189/10)

(2010/C 179/77)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: GEA Group AG (Bochum, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Kallmayer, I. du Mont en G. Schiffers, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van artikel 1 van de wijzigingsbeschikking, voor zover verzoekster daarbij een geldboete wordt opgelegd;

subsidiair, verlaging van de in artikel 1 van de wijzigingsbeschikking aan verzoekster opgelegde geldboete;

verwijzing van verweerster in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen beschikking C(2010) 727 def. van 8 februari 2010, waarmee de Commissie haar beschikking C(2009) 8682 def. van 11 november 2009 (zaak COMP/38589 — warmtestabilisatoren) onder andere met betrekking tot verzoekster heeft gewijzigd (hierna: „wijzigingsbeschikking”). De wijziging betreft artikel 2, leden 31 en 32, van beschikking C(2009) 8682 def. van de Commissie inzake verzoeksters hoofdelijke aansprakelijkheid.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

In de eerste plaats stelt verzoekster schending van de rechten van de verdediging, aangezien zij vóór de vaststelling van de wijzigingsbeschikking niet is gehoord en ook niet in de procedure werd betrokken. Het tweede middel betreft ontoereikende motivering van de wijzigingsbeschikking, aangezien deze alleen is gebaseerd op het verzuim om rekening te houden met de ambtshalve in acht te nemen bovengrens van artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 (1) en geen individuele motivering ten aanzien van verzoekster bevat. In het kader van het derde middel stelt verzoekster het ontbreken van een rechtsgrondslag voor de wijzigingsbeschikking, die ten opzichte van bepaalde adressaten reeds definitief is of waarvoor bij het Gerecht reeds een zaak aanhangig is gemaakt. In de vierde plaats stelt verzoekster dat de wijziging van de geldboete te haren laste ontoelaatbaar is. Ten slotte voert verzoekster verjaring aan, aangezien de wijzigingsbeschikking werd vastgesteld na het verstrijken van de verjaringstermijn van artikel 25, lid 6, van verordening nr. 1/2003.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).