1.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 113/68


Beroep ingesteld op 3 maart 2010 — Polen/Commissie

(Zaak T-101/10)

2010/C 113/101

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: M. Szpunar, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 houdende rectificatie van de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 (1), voor zover daarbij artikel 2 van verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 (2), wordt gerectificeerd;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster wijst erop dat bij de bestreden maatregel een verschillende coëfficiënt voor de aanvullende productieheffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 is ingevoerd in dier voege dat deze coëfficiënt is vastgesteld op 0,25466 voor de nieuwe lidstaten doch op 0,14911 voor de landen van de Gemeenschap van vijftien.

Verzoekster voert tegen de bestreden maatregel de volgende middelen aan:

 

Ten eerste stelt verzoekster onbevoegdheid van de Commissie en schending van artikel 16 van verordening (EG) nr. 1260/2001 (3), waarbij de Commissie werd gemachtigd om uitsluitend één coëfficiënt van dezelfde hoogte voor de gehele Unie vast te stellen. Verzoekster wijst erop dat de verschillende taalversies van verordening nr. 1260/2001 in zoverre overeenstemmend en duidelijk zijn. Verzoekster stelt, dat de regels van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker geen grond kunnen opleveren voor een afwijking van een taalkundige uitlegging van de bepalingen van verordening nr. 1260/2001, en zelfs een dergelijke afwijking ook nog eens uitsluiten. Volgens verzoekster was een uniforme coëfficiënt immers een wezenlijk instrument om uitvoering te geven aan de regels van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker.

 

Ten tweede stelt verzoekster schending van het beginsel van de onverwijlde en volledige overname van het acquis communautaire door de nieuwe lidstaten. Volgens haar is de bestreden maatregel de facto een overgangsmaatregel die geen steun vindt in de Toetredingsakte van 2003 en de op basis daarvan vastgestelde handelingen. Zij beroept zich daarbij op artikel 2 van de Toetredingsakte dat de basis is voor de volledige aanvaarding door de Republiek Polen van alle uit het lidmaatschap voortvloeiende rechten en plichten, en dus volgens verzoekster ook van het recht om aanspraak te maken op het teveel betaalde en de verplichting om de verliezen op de suikermarkt te dekken die in de voorafgaande verkoopseizoenen zijn ontstaan.

 

Ten derde stelt verzoekster schending van het discriminatieverbod. Het enige criterium voor een verschil in coëfficiënt is volgens haar de datum van toetreding van de lidstaten tot de Europese Unie. Zij betoogt dat de toetreding van nieuwe lidstaten op zich geen objectief criterium kan zijn dat het ingevoerde verschil zou kunnen rechtvaardigen omdat de consequenties van de toetreding in de Toetredingsakte en in de op basis daarvan vastgestelde handelingen uitputtend waren geregeld.

 

Ten vierde stelt verzoekster schending van het beginsel van solidariteit. Zij wijst erop dat het beginsel van solidariteit van de producenten een fundamenteel beginsel is van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, en inhoudt dat de kosten van de financiering van die markt door alle producenten tezamen worden gedragen, en dat de financiële neutraliteit niet op het niveau van de afzonderlijke lidstaten maar op het niveau van de gehele Unie volgens objectieve criteria wordt bereikt. Het verschil in coëfficiënt met betrekking tot de afzonderlijke lidstaten betekent volgens verzoekster een willekeurige, onevenredige en onsolidaire verdeling van de kosten van de financiering van de suikermarkt.

 

Ten vijfde stelt verzoekster schending van artikel 253 EG (thans artikel 296, tweede alinea, VWEU), omdat de bestreden maatregel niet toereikend is gemotiveerd. De Commissie heeft niet aangegeven welke omstandigheden het verschil in coëfficiënt rechtvaardigden en ook niet waarvoor het verschil in coëfficiënt zou moeten dienen.


(1)  PB L 321, van 8.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 (PB L 271, van 15.10.2005, blz. 12).

(3)  Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB L 178, van 30.6.2001, blz. 1).