Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 18 maart 2011 – Montoya Medina/Fondo de Garantía Salarial en Universidad de Alicante

(Zaak C‑273/10)

„Artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering – Sociale politiek – Richtlijn 1999/70/EG – Clausule 4 van raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in overheidssector – Recht op driejaarlijkse anciënniteitstoelagen – Beginsel van non-discriminatie”

1.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Arbeidsvoorwaarden – Begrip – Anciënniteitstoelage – Daaronder begrepen – Verplichting om non-discriminatiebeginsel toe te passen (Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 4, punt 1) (cf. punten 32‑34)

2.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Werknemers die gelijke arbeid verrichten – Gelijke arbeid – Begrip –Werknemers die zich in vergelijkbare situatie bevinden – Beoordelingscriteria (Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 3, punt 2) (cf. punten 36‑39)

3.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Objectieve redenen die verschil in behandeling rechtvaardigen – Begrip (Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 4, punt 1) (cf. punten 34, 37, 40‑43, 47 en dictum)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Valenciana – Uitlegging van clausule 4, punt 4, van de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43) – Met openbare universiteiten gesloten arbeidsovereenkomst van docent/onderzoeker – Uitsluiting van bepaalde voordelen bij overeenkomsten voor bepaalde tijd

Dictum

Clausule 4, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling die, zonder enige objectieve rechtvaardiging, het recht op een anciënniteitstoelage toekent aan universitair docenten met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar niet aan universitair docenten met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, hoewel deze twee categorieën werknemers zich ten aanzien van deze toelage in een vergelijkbare situatie bevinden. Werknemers die zich in vergelijkbare situatie bevinden