15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/21


Beroep ingesteld op 29 oktober 2010 — Europese Commissie/Republiek Oostenrijk

(Zaak C-516/10)

()

2011/C 13/38

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Braun en E. Montaguti, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Oostenrijk

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Oostenrijk, door § 5 junctis § 2, leden 3 en 4, en § 6, lid 2, sub g, VGVG te handhaven, de artikelen 49 VWEU en 63 VWEU heeft geschonden;

vaststellen dat de Republiek Oostenrijk, door § 6, lid 2, sub d, juncto § 2, leden 3 en 4, VGVG te handhaven, de artikelen 49 VWEU en 63 VWEU heeft geschonden;

de Republiek Oostenrijk verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie betwist niet dat de lidstaten de verkrijging van grondstukken kunnen beperken om redenen van algemeen belang. De bepalingen van het Vorarlberger Grundverkehrgesetz (VGVG) waarnaar wordt verwezen in verzoeksters conclusies, houden evenwel een onevenredige beperking van het vrije verkeer van kapitaal en van het recht van vrije vestiging in.

Met name is de zogenaamde Interessentenregel (regel van de belanghebbenden) die bepaalt dat ingevolge het VGVG landbouwers bij de verkrijging van landbouwgrond voorrang krijgen boven niet-landbouwers, onevenredig. Dat de grondstukken naderhand als landbouwgrond zullen blijven worden gebruikt, kan bijvoorbeeld ook worden gewaarborgd wanneer de kandidaat-koper ertoe bereid is het grondstuk op lange termijn te blijven verpachten aan de vorige pachter.

Evenmin valt te begrijpen waarom de Interessentenregel ook dan geldt wanneer de vorige eigenaar zijn grondstuk als een activum wil inbrengen in een onderneming of een stichting hoewel is gewaarborgd dat het betrokken grondstuk voort als landbouwgrond zal worden gebruikt.

Volgens de Commissie is het bovendien onevenredig dat voornoemde Interessentenregel herhaaldelijk wordt toegepast wanneer de koop niet wordt gesloten om redenen die onafhankelijk van de wil van de verkoper zijn.

Ten slotte stelt de Commissie aan de kaak dat het VGVG niet voorziet in enige regeling volgens welke bij gebrek aan belangstelling vanwege de landbouwers om het stuk landbouwgrond te exploiteren, dit grondstuk kan worden verkocht zonder dat de verkrijger zich ertoe verbindt het als landbouwgrond te gebruiken.