20.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/22


Hogere voorziening ingesteld op 16 september 2010 door BNP Paribas en Banca Nazionale del Lavoro SpA (BNL) tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 1 juli 2010 in zaak T-335/08, BNP Paribas en BNL/Commissie

(Zaak C-452/10 P)

()

2010/C 317/39

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwiranten: BNP Paribas en Banca Nazionale del Lavoro SpA (BNL) (vertegenwoordigers: R. Silvestri, G. Escalar en M. Todino, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie (Vijfde kamer) van 1 juli 2010 in zaak T-335/08, BNP Paribas en Banca Nazionale del Lavoro/Europese Commissie, meegedeeld bij telefax-bericht van dezelfde dag (PB C 221, blz. 39), volledig vernietigen, en dienovereenkomstig

i)

de in eerste aanleg geformuleerde vordering tot volledige nietigverklaring van beschikking 2008/711/EG van de Commissie van 11 maart 2008 betreffende steunmaatregel C 15/07 (ex NN 20/07) die Italië ten uitvoer heeft gelegd „met betrekking tot de bij omzetting van rechtspersoon aan bepaalde kredietinstellingen verleende fiscale prikkels” (PB L 237, blz. 70) toewijzen, of

ii)

subsidiair de zaak naar het Gerecht terugwijzen voor heronderzoek tegen de achtergrond van het arrest van het Hof.

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

1)

Het Gerecht heeft de beschikking van de Commissie niet grondig onderzocht en niet getoetst of de Commissie er rechtmatig voor kon kiezen om geen rekening te houden met de situatie van de overheidsinstanties voor de vaststelling van het selectieve karakter van de gekritiseerde regeling.

2)

Het Gerecht is voorbijgegaan aan de rechtspraak van het Hof volgens welke een specifieke fiscale maatregel kan worden gemotiveerd op basis van de interne logica van het belastingstelsel in het algemeen en heeft bij zijn beoordeling alleen de parameters gehanteerd die de Commissie zelf in haar beschikking heeft aangegeven.

3)

Het Gerecht is ook voorbijgegaan aan de rechtspraak inzake het vereiste betreffende het selectieve karakter van staatssteun, volgens hetwelk het selectieve karakter van een fiscale maatregel alleen dient te worden getoetst aan de mogelijke gevolgen uit fiscaal oogpunt.

4)

Het Gerecht heeft de feiten onjuist beoordeeld en ten onrechte geoordeeld dat de algemene waardeafstemmingsregeling ondernemingen niet de mogelijkheid gaf om de fiscale kosten voor de activa die verband houden met ingebrachte ondernemingen, af te stemmen op de hogere balanswaarde.

5)

Ten slotte heeft het Gerecht zich ten onrechte in de plaats van de Commissie gesteld door nieuwe gronden tot motivering van de bestreden beschikking te geven.