9.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 274/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 12 juli 2010 — Zollamt Linz Wels

(Zaak C-351/10)

()

2010/C 274/14

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Zollamt Linz Wels

Verwerende partij: Unabhängiger Finanzsenat, Außenstelle Salzburg

In het geding gekomen partij: LAKI D.O.O.E.L.

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 558, lid 1, juncto artikel 555, lid 1, sub c, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 (hierna: „uitvoeringsverordening”) (1) in de versie van verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie van 4 mei 2001, aldus worden uitgelegd dat reeds op het ogenblik van het laden en het begin van het vervoer sprake is van een ontoelaatbaar gebruik van een vervoermiddel in het interne verkeer, wanneer voor een voor bedrijfsdoeleinden gebruikt voertuig een vergunning voor intern verkeer tussen twee lidstaten is verleend, en het laden in één van beide lidstaten gebeurt, maar de plaats van bestemming (geplande losplaats) in een andere dan één van de betrokken lidstaten ligt en voor deze andere lidstaat geen vergunning is verleend?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 204, lid 1, sub a, juncto artikel 215 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 (hierna: „douanewetboek”) (2) aldus worden uitgelegd dat in een dergelijk geval de douaneschuld in de lidstaat van het laden ontstaat en deze lidstaat bevoegd is om de rechten bij invoer te innen, ofschoon pas bij het lossen vaststaat dat het vervoer is geschied naar een lidstaat waarvoor geen vergunning voor intern verkeer bestaat?

3)

Verder, wanneer de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 61 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 (3) betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde aldus worden uitgelegd dat in deze situatie de invoer in de lidstaat van het laden geschiedt, en deze lidstaat bevoegd is om de btw bij invoer te innen, ofschoon pas bij het lossen vaststaat dat het vervoer is geschied in een lidstaat waarvoor geen vergunning voor intern verkeer bestaat?


(1)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(3)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.