11.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 246/24


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (België) op 30 juni 2010 — Hubert Pagnoul/Belgische Staat — SPF Finances

(Zaak C-314/10)

()

2010/C 246/42

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Luik

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hubert Pagnoul

Verwerende partij: Belgische Staat — SPF Finances

Prejudiciële vraag

Verzetten artikel 6 van titel I („Gemeenschappelijke bepalingen”) van het Verdrag van Lissabon van 13 december 2007 tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat op 1 december 2009 in werking is getreden (en grotendeels de bepalingen overneemt van artikel 6 van titel I van het op 7 februari 1992 te Maastricht ondertekende en op 1 november 1993 in werking getreden Verdrag betreffende de Europese Unie), en artikel 234 (artikel 177-oud) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) van 25 maart 1957, enerzijds, en/of artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, anderzijds, zich ertegen dat een nationale wet als die van 12 juli 2009 tot wijziging van artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof (1), voorschrijft dat vooraf een prejudiciële vraag moet worden gesteld aan het Grondwettelijk Hof door de nationale rechter die constateert dat de daadwerkelijke rechtsbescherming die is gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat deel uitmaakt van het gemeenschapsrecht, aan een belastingplichtige wordt onthouden door een ander nationaal wettelijk voorschrift, namelijk artikel 49 van de programmawet van 9 juli 2004, zonder dat deze rechter de rechtstreekse toepasselijkheid van het gemeenschapsrecht op het bij hem aanhangige geding onmiddellijk kan verzekeren en nog de verenigbaarheid met internationale verdragen kan toetsen, wanneer het Grondwettelijk Hof de nationale wet verenigbaar heeft geacht met de in titel II van de Grondwet gewaarborgde fundamentele rechten?


(1)  Belgisch Staatsblad van 31 juli 2009, blz. 51617.