31.7.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 209/25 |
Hogere voorziening ingesteld op 18 mei 2010 door Zhejiang Aokang Shoes Co., Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 4 maart 2010 in zaak T-407/06, Zhejiang Aokang Shoes Co., Ltd/Raad van de Europese Unie
(Zaak C-247/10 P)
()
2010/C 209/35
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: Zhejiang Aokang Shoes Co., Ltd (vertegenwoordiger: M. Sánchez Rydelski, Rechtsanwalt)
Andere partijen in de procedure: Wenzhou Taima Shoes Co., Ltd, Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Confédération européenne de l'industrie de la chaussure (CEC), BA.LA. di Lanciotti Vittorio & C. Sas, Calzaturificio Elisabet Srl, Calzaturificio Iacovelli di Iacovelli Giuseppe & C. Snc, Calzaturificio Leopamy Srl, Calzaturificio Lunella Srl, Calzaturificio Mia Shoe Snc di Gattafoni Carlo & C., Calzaturificio Primitempi di Monaldi Geri, Calzaturificio R. G. di Rossi & Galiè Srl, Calz. S. G. di Seghetta Giampiero e Sergio Snc, Carim Srl, Florens Shoes SpA, Gattafoni Shoe Snc di Gattafoni Giampaolo & C., Grif Srl, Missouri Srl, New Swing Srl, Podosan Medical Shoes di Cirilli Michela, Viviane Sas
Conclusies
— |
het arrest van het Gerecht van 4 maart 2010 in zaak T-407/06 vernietigen; |
— |
nietig verklaren verordening (EG) nr. 1472/2006 (1) tot instelling van een definitief antidumpingrecht op schoeisel met bovendeel van leder uit de Volksrepubliek China en Vietnam, voor zover deze verordening rekwirante betreft; |
— |
de Raad van de Europese Unie verwijzen in rekwirantes kosten van de onderhavige hogere voorziening en van de procedure in zaak T-407/06 voor het Gerecht. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante betoogt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie volgens artikel 17, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („basisverordening”) (2), rechtmatig kon beslissen om rekwirantes aanvragen voor een behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) en voor een individuele behandeling („IB”) niet te onderzoeken en om geen uitspraak over deze aanvragen te doen.
Verder voert rekwirante aan dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting inzake de vraag of met betrekking tot de vastgestelde schending van artikel 20, lid 5, van de basisverordening, rekwirantes rechten van verdediging zijn geschonden.
(1) Verordening (EG) nr. 1472/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder uit de Volksrepubliek China en Vietnam (PB L 275, blz. 1).
(2) PB L 56, blz. 1.