19.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 161/20


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Beroep te Brussel op 29 maart 2010 — Express Line NV tegen Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie

(Zaak C-148/10)

(2010/C 161/29)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van Beroep te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Express Line NV

Verweerder: Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de bepalingen van richtlijn 97/67/EG (1) van [15] december 1997, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG (2) betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst en in het bijzonder doch zonder hiertoe beperkt te zijn haar artikel 19, mede in het licht van de wijzigingen doorgevoerd door richtlijn 2008/6/EG (3) en die ten laatste op 31 december 2010 in nationaal recht omgezet moeten zijn, zo worden begrepen en uitgelegd dat het de lidstaten niet toegelaten is een externe klachtenregeling verplicht op te leggen aan aanbieders van niet-universele postdiensten omdat:

i)

op het punt van de toepasselijke klachten procedures ter bescherming van de gebruikers van postdiensten de richtlijn een volledige harmonisatie uitmaakt; of

ii)

deze verplichting door richtlijn 2002/39/EG enkel werd opgelegd aan de leverancier van de universele dienst en sinds richtlijn 2008/6/EG aan alle aanbieders van universele diensten terwijl krachtens de bewoordingen van artikel 19, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2008/6/EG lidstaten de ontwikkeling van onafhankelijke regelingen voor geschillen beslechting tussen aanbieders van andere dan universele postdiensten en eindgebruikers enkel zouden mogen aanmoedigen maar niet opleggen?

2)

Indien het antwoord op de eerste vraag luidt dat de Postrichtlijn zich er als dusdanig niet tegen verzet dat lidstaten aanbieders van niet-universele postdiensten verplicht onderwerpen aan een externe klachtenregeling zoals voorzien in artikel 19, lid 2, eerste alinea voor de aanbieders van universele postdiensten, moeten de beginselen van het vrij verkeer van diensten (artikel 49 e.v. EG-Verdrag; nieuw artikel 56 e.v. VWEU) dan zo worden uitgelegd dat door een lidstaat op grond van dwingende redenen van algemeen belang inzake consumentenbescherming ingevoerde beperkingen op het vrije dienstenverkeer waarbij aanbieders van niet-universele postdiensten verplicht onderworpen worden aan een externe klachtenregeling zoals voorzien in artikel 19, lid 2, eerste alinea voor de aanbieders van universele postdiensten met het VWEU verenigbaar zijn zelfs indien bij de toepassing van betreffende klachtenregeling geen onderscheid wordt gemaakt naargelang het klachten betreft van consumenten of andere eindgebruikers terwijl de gebruikers van deze diensten (in casu expres- en koerierdiensten) in grote meerderheid professionele gebruikers zijn.


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB 1998, L 15, blz. 14).

(2)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 tot wijziging van richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de verdere openstelling van de postmarkt in de Gemeenschap voor mededinging (PB L 176, blz. 21).

(3)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (PB L 52, blz. 3).