27.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 80/16


Hogere voorziening ingesteld op 21 december 2009 door Mehmet Salih Bayramoglu tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 24 september 2009 in zaak T-110/09, Mehmet Salih Bayramoglu/Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

(Zaak C-28/10 P)

2010/C 80/29

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Mehmet Salih Bayramoglu (vertegenwoordiger: A. Riza QC)

Andere partijen in de procedure: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2004/511/EG van de Raad (1) nietig verklaren, op grond dat dit besluit op het onrechtmatige nalaten berust om de Turks-Cypriotische bevolking in de gelegenheid te stellen aan de Europese verkiezingen deel te nemen, waardoor artikel 189 EG juncto de artikelen 5 en 6 EU is geschonden;

vaststellen dat de zes volgens de thans geldende electorale bepalingen verkozen leden van het Europees Parlement die de Republiek Cyprus op 6 juni 2009 als verkozen heeft aangemeld, de Turks-Cypriotische bevolking niet conform de wet vertegenwoordigen.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirant stelt dat het Gerecht van eerste aanleg blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te oordelen dat het beroep niet binnen de termijn is ingesteld. Ter onderbouwing daarvan voert hij aan dat in de door het Gerecht ingeroepen rechtspraak noch het niet aan een volledig volk waarborgen van het fundamentele recht om aan verkiezingen deel te nemen, noch een handeling met als rechtsgrondslag het nalaten een besluit te nemen door geen electorale bepalingen vast te stellen in geding was, maar veeleer het beweerdelijk recht om deze verkiezingen uit te stellen.

Rekwirant betoogt eveneens dat het onjuist is te beweren dat hij verzuimd heeft een verschoonbare dwaling of overmacht inzake de indiening van zijn verzoekschrift aan te voeren.


(1)  2004/511/EG: Besluit van de Raad van 10 juni 2004 betreffende de vertegenwoordiging van het Cypriotische volk in het Europees Parlement in geval van een regeling voor de kwestie Cyprus (PB L 211, blz. 22).