13.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 63/36


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein hallinto-oikeus (Finland) op 5 januari 2010 — Bureau National Interprofessionnel du Cognac

(Zaak C-4/10)

2010/C 63/56

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein hallinto-oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bureau National Interprofessionnel du Cognac

Andere partijen: Oy Gust. Ranin, Patentti- ja rekisterihallituksen valituslautakunta

Prejudiciële vragen

1)

Is verordening (EG) nr. 110/2008 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad, van toepassing op de beoordeling van de voorwaarden voor inschrijving van een op 19 december 2001 aangevraagd en op 31 januari 2003 ingeschreven merk met een door deze verordening beschermde geografische herkomstaanduiding?

2)

Wanneer vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: dient een merk dat onder meer een door verordening nr. 110/2008 beschermde geografische herkomstaanduiding of een dergelijke aanduiding als soortnaam en in vertaling bevat, en ingeschreven is voor gedistilleerde dranken die onder andere wat bereidingswijze en alcoholvolume betreft niet voldoen aan de voorwaarden van de verordening voor het gebruik van de betrokken geografische herkomstaanduiding, wegens schending van de artikelen 16 en 23 van verordening nr. 110/2008 geweigerd te worden?

3)

Moet, ongeacht of het antwoord op vraag 1 bevestigend dan wel ontkennend is, worden aangenomen dat een merk als in vraag 2 beschreven tot misleiding van het publiek kan leiden, bijvoorbeeld ten aanzien van de aard, hoedanigheid of plaats van herkomst van de waren of diensten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, sub g, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG (2)) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, thans richtlijn 2008/95/EG (3) van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (gecodificeerde versie)?

4)

Moet, ongeacht het antwoord op vraag 1, wanneer een lidstaat op de grondslag van artikel 3, lid 2, sub a, van richtlijn 89/104 heeft bepaald dat een merk niet ingeschreven wordt of, indien ingeschreven, nietig verklaard kan worden indien en voor zover het gebruik van dat merk verboden kan worden op grond van andere dan merkenrechtelijke bepalingen in die lidstaat of in de Gemeenschap, worden aangenomen dat ingeval een merkinschrijving elementen bevat die inbreuk maken op verordening nr. 110/2008, op basis waarvan het gebruik van het merk verboden kan worden, het merk niet wordt ingeschreven?


(1)  PB L 39, blz. 16.

(2)  PB L 40, blz. 1

(3)  PB L 299, blz. 25.