Zaak C-414/10

Véleclair SA

tegen

Ministre du Budget, des Comptes publics et de la Réforme de l’État

[verzoek van de Conseil d’État (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Btw — Zesde richtlijn — Artikel 17, lid 2, sub b — Heffing van belasting over uit derde land ingevoerd product — Nationale regeling — Recht op aftrek van btw bij invoer — Voorwaarde — Daadwerkelijke betaling van btw door belastingplichtige”

Samenvatting van het arrest

Fiscale bepalingen — Harmonisatie van wetgevingen — Omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Aftrek van voorbelasting — Ontstaan en omvang van recht op aftrek

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 17, lid 2, sub b)

Artikel 17, lid 2, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting moet in die zin worden uitgelegd dat het een lidstaat niet toestaat het recht op aftrek van de btw bij invoer afhankelijk te stellen van de daadwerkelijke voorafgaande betaling van die belasting door de belastingplichtige wanneer laatstgenoemde tevens de houder is van het recht op aftrek.

(cf. punt 35 en dictum)


Zaak C-414/10

Véleclair SA

tegen

Ministre du Budget, des Comptes publics et de la Réforme de l’État

[verzoek van de Conseil d’État (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Btw — Zesde richtlijn — Artikel 17, lid 2, sub b — Heffing van belasting over uit derde land ingevoerd product — Nationale regeling — Recht op aftrek van btw bij invoer — Voorwaarde — Daadwerkelijke betaling van btw door belastingplichtige”

Samenvatting van het arrest

Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting – Ontstaan en omvang van recht op aftrek

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 17, lid 2, sub b)

Artikel 17, lid 2, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting moet in die zin worden uitgelegd dat het een lidstaat niet toestaat het recht op aftrek van de btw bij invoer afhankelijk te stellen van de daadwerkelijke voorafgaande betaling van die belasting door de belastingplichtige wanneer laatstgenoemde tevens de houder is van het recht op aftrek.

(cf. punt 35 en dictum)