Zaak C-355/10

Europees Parlement

tegen

Raad van de Europese Unie

„Schengengrenscode — Besluit 2010/252/EU — Bewaking van maritieme buitengrenzen — Invoering van aanvullende bepalingen betreffende grensbewaking — Uitvoeringsbevoegdheden van Commissie — Omvang — Vordering tot nietigverklaring”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 5 september 2012

  1. Beroep tot nietigverklaring – Beroepen van lidstaten, van Parlement, van Raad en van Commissie – Ontvankelijkheid niet afhankelijk van bewijs van procesbelang

    (Art. 263, tweede alinea, VWEU)

  2. Beroep tot nietigverklaring – Recht van beroep van Parlement – Standpunt dat Parlement bij vaststelling van bestreden handeling heeft ingenomen – Geen invloed

    (Art. 263 VWEU; besluit 1999/468 van de Raad, zoals gewijzigd bij besluit 2006/512, art. 5 bis, lid 4, sub e)

  3. Handelingen van de instellingen – Basisregeling en uitvoeringsregeling – Uitvoeringsregeling mag essentiële onderdelen van basisregeling niet wijzigen of aanvullen – Kwalificatie van essentiële onderdelen – Inaanmerkingneming van kenmerken en bijzonderheden van betrokken gebied

    (Art. 290 VWEU)

  4. Grenscontroles, asiel en immigratie – Communautaire code betreffende overschrijding van grenzen – Besluit 2010/252 – Uitvoeringsmaatregel – Maatregel die voorschriften bevat welke onder bevoegdheid van wetgever vallen – Nietigverklaring van dat besluit

    (Verordening nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 296/2008, art. 12, lid 5; besluit 2010/252 van de Raad)

  5. Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door Hof – Handhaving van gevolgen van besluit tot vervanging ervan binnen redelijke termijn – Rechtvaardiging op grond van rechtszekerheid

    (Art. 264, tweede alinea, VWEU)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 37)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 38-40)

  3.  Aangezien alleen de wetgever van de Unie bevoegd is om de essentiële voorschriften van een onder het Europese recht vallende materie vast te stellen, moeten deze voorschriften worden vastgesteld in de basisregeling en kan de vaststelling ervan niet worden gedelegeerd. De vaststelling van bepalingen waarbij politieke keuzes moeten worden gemaakt die tot de eigen verantwoordelijkheden van de Uniewetgever behoren, kan dus niet worden gedelegeerd. Bijgevolg kunnen uitvoeringsmaatregelen geen essentiële onderdelen van een basisregeling wijzigen en een basisregeling niet aanvullen met nieuwe essentiële onderdelen.

    Het staat niet alleen aan de Uniewetgever te beoordelen welke onderdelen van een materie essentieel zijn; deze beoordeling moet berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. In dit verband moet rekening worden gehouden met de kenmerken en de bijzonderheden van het betrokken gebied.

    (cf. punten 64-68)

  4.  Besluit 2010/252 houdende aanvulling van de Schengengrenscode op het gebied van de bewaking van de maritieme buitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking die wordt gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, moet nietig worden verklaard, daar volgens punt 2.4 van deel I van de bijlage bij dit besluit, waarin is bepaald welke maatregelen grenswachters kunnen nemen tegen de opgespoorde schepen en de personen aan boord daarvan, met name zijn toegestaan: het stoppen, het aan boord gaan, het doorzoeken en de inbeslagname van het schip, het doorzoeken en de aanhouding van personen aan boord van het schip en het schip of deze personen naar een derde staat brengen en dus het nemen van dwangmaatregelen jegens personen en schepen die onder de soevereiniteit zouden kunnen vallen van hun vlaggenstaat.

    Aangezien dat besluit een uitvoeringsmaatregel is die is vastgesteld op grond van artikel 12, lid 5, van verordening nr. 562/2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), zoals gewijzigd bij verordening nr. 296/2008, mag het immers geen voorschriften bevatten inzake de toekenning aan grenswachters van bevoegdheden tot het nemen van dwangmaatregelen, bij de vaststelling waarvan politieke keuzes moeten worden gemaakt die tot de eigen verantwoordelijkheden van de wetgever van de Unie behoren, aangezien aan de hand van complexe beoordelingen een evenwicht moet worden gezocht tussen de uiteenlopende belangen die aan de orde zijn. Bovendien maken bepalingen inzake de toekenning van bevoegdheden van openbaar gezag aan grenswachters dermate belangrijke inmengingen in grondrechten van de betrokkenen mogelijk dat het optreden van de Uniewetgever vereist is.

    (cf. punten 74, 76, 77, dictum 1)

  5.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 88-90)


Zaak C-355/10

Europees Parlement

tegen

Raad van de Europese Unie

„Schengengrenscode — Besluit 2010/252/EU — Bewaking van maritieme buitengrenzen — Invoering van aanvullende bepalingen betreffende grensbewaking — Uitvoeringsbevoegdheden van Commissie — Omvang — Vordering tot nietigverklaring”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 5 september 2012

  1. Beroep tot nietigverklaring — Beroepen van lidstaten, van Parlement, van Raad en van Commissie — Ontvankelijkheid niet afhankelijk van bewijs van procesbelang

    (Art. 263, tweede alinea, VWEU)

  2. Beroep tot nietigverklaring — Recht van beroep van Parlement — Standpunt dat Parlement bij vaststelling van bestreden handeling heeft ingenomen — Geen invloed

    (Art. 263 VWEU; besluit 1999/468 van de Raad, zoals gewijzigd bij besluit 2006/512, art. 5 bis, lid 4, sub e)

  3. Handelingen van de instellingen — Basisregeling en uitvoeringsregeling — Uitvoeringsregeling mag essentiële onderdelen van basisregeling niet wijzigen of aanvullen — Kwalificatie van essentiële onderdelen — Inaanmerkingneming van kenmerken en bijzonderheden van betrokken gebied

    (Art. 290 VWEU)

  4. Grenscontroles, asiel en immigratie — Communautaire code betreffende overschrijding van grenzen — Besluit 2010/252 — Uitvoeringsmaatregel — Maatregel die voorschriften bevat welke onder bevoegdheid van wetgever vallen — Nietigverklaring van dat besluit

    (Verordening nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 296/2008, art. 12, lid 5; besluit 2010/252 van de Raad)

  5. Beroep tot nietigverklaring — Arrest houdende nietigverklaring — Gevolgen — Beperking door Hof — Handhaving van gevolgen van besluit tot vervanging ervan binnen redelijke termijn — Rechtvaardiging op grond van rechtszekerheid

    (Art. 264, tweede alinea, VWEU)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 37)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 38-40)

  3.  Aangezien alleen de wetgever van de Unie bevoegd is om de essentiële voorschriften van een onder het Europese recht vallende materie vast te stellen, moeten deze voorschriften worden vastgesteld in de basisregeling en kan de vaststelling ervan niet worden gedelegeerd. De vaststelling van bepalingen waarbij politieke keuzes moeten worden gemaakt die tot de eigen verantwoordelijkheden van de Uniewetgever behoren, kan dus niet worden gedelegeerd. Bijgevolg kunnen uitvoeringsmaatregelen geen essentiële onderdelen van een basisregeling wijzigen en een basisregeling niet aanvullen met nieuwe essentiële onderdelen.

    Het staat niet alleen aan de Uniewetgever te beoordelen welke onderdelen van een materie essentieel zijn; deze beoordeling moet berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. In dit verband moet rekening worden gehouden met de kenmerken en de bijzonderheden van het betrokken gebied.

    (cf. punten 64-68)

  4.  Besluit 2010/252 houdende aanvulling van de Schengengrenscode op het gebied van de bewaking van de maritieme buitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking die wordt gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, moet nietig worden verklaard, daar volgens punt 2.4 van deel I van de bijlage bij dit besluit, waarin is bepaald welke maatregelen grenswachters kunnen nemen tegen de opgespoorde schepen en de personen aan boord daarvan, met name zijn toegestaan: het stoppen, het aan boord gaan, het doorzoeken en de inbeslagname van het schip, het doorzoeken en de aanhouding van personen aan boord van het schip en het schip of deze personen naar een derde staat brengen en dus het nemen van dwangmaatregelen jegens personen en schepen die onder de soevereiniteit zouden kunnen vallen van hun vlaggenstaat.

    Aangezien dat besluit een uitvoeringsmaatregel is die is vastgesteld op grond van artikel 12, lid 5, van verordening nr. 562/2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), zoals gewijzigd bij verordening nr. 296/2008, mag het immers geen voorschriften bevatten inzake de toekenning aan grenswachters van bevoegdheden tot het nemen van dwangmaatregelen, bij de vaststelling waarvan politieke keuzes moeten worden gemaakt die tot de eigen verantwoordelijkheden van de wetgever van de Unie behoren, aangezien aan de hand van complexe beoordelingen een evenwicht moet worden gezocht tussen de uiteenlopende belangen die aan de orde zijn. Bovendien maken bepalingen inzake de toekenning van bevoegdheden van openbaar gezag aan grenswachters dermate belangrijke inmengingen in grondrechten van de betrokkenen mogelijk dat het optreden van de Uniewetgever vereist is.

    (cf. punten 74, 76, 77, dictum 1)

  5.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 88-90)