Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Vrij verkeer van kapitaal – Beperkingen – Belastingwetgeving – Inkomstenbelasting – Aftrekbaarheid van giften aan onderzoeks‑ en onderwijsstellingen beperkt tot giften aan nationale instellingen

(Art. 56 EG en 58 EG; EER-Overeenkomst, art. 40)

Samenvatting

Een lidstaat komt de krachtens artikel 56 EG en artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op hem rustende verplichtingen niet na door de belastingaftrek van giften aan onderzoeks‑ en onderwijsinstellingen alleen te aanvaarden wanneer deze instellingen op het grondgebied van deze lidstaat zijn gevestigd.

Een nationale belastingregeling die onderscheid maakt tussen giften aan binnenlandse instellingen en giften aan instellingen die in een andere lidstaat zijn gevestigd, kan immers slechts verenigbaar met de verdragsbepalingen betreffende het vrije kapitaalverkeer worden geacht indien het verschil in behandeling betrekking heeft op situaties die niet objectief vergelijkbaar zijn of wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang. Bovendien is het verschil in behandeling slechts gerechtvaardigd indien het niet verder gaat dan noodzakelijk is om het door de betrokken regeling nagestreefde doel te bereiken.

Een criterium voor onderscheid tussen belastingplichtigen dat uitsluitend gebaseerd is op de vestigingsplaats van de begiftigde, kan per definitie geen rechtsgeldig criterium zijn om te beoordelen of situaties objectief vergelijkbaar zijn en dus om aan te tonen dat deze situaties objectief verschillen. Hoewel de bevordering van onderzoek en ontwikkeling een dwingende reden van algemeen belang kan zijn, komt een nationale regeling volgens welke een belastingkrediet wordt voorbehouden aan onderzoek dat in de betrokken lidstaat wordt verricht, rechtstreeks in aanvaring met de doelstelling van het beleid van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Ingevolge artikel 163, lid 2, EG strekt dit beleid immers tot opheffing van fiscale belemmeringen die de samenwerking op het gebied van onderzoek in de weg staan, en kan dit beleid dus niet worden uitgevoerd door onderzoek en ontwikkeling op nationaal vlak te stimuleren.

(cf. punten 29, 35, 37, 44 en dictum)