28.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 227/3


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Association nationale d’assistance aux frontières pour les étrangers (ANAFE)/Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’immigration

(Zaak C-606/10) (1)

(Verordening (EG) nr. 562/2006 - Communautaire code betreffende overschrijding van grenzen door personen (Schengengrenscode) - Artikel 13 - Onderdanen van derde landen, die houder zijn van tijdelijke verblijfsvergunning - Nationale regeling die terugkeer verbiedt van deze onderdanen naar grondgebied van lidstaat die tijdelijke verblijfsvergunning heeft afgegeven bij ontbreken van terugkeervisum - Begrip „terugkeervisum” - Eerdere bestuurlijke praktijk die terugkeer zonder terugkeervisum toeliet - Noodzaak van overgangsmaatregelen - Geen)

2012/C 227/04

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Association nationale d’assistance aux frontières pour les étrangers (ANAFE)

Verwerende partij: Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’immigration

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Conseil d’État (Frankrijk) — Uitlegging van de artikelen 5, lid 4, sub a, en 13 van verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105, blz. 1) — Nationale regeling die de terugkeer verbiedt van onderdanen van derde landen, die in het bezit zijn van een voorlopige verblijfsvergunning, naar het grondgebied van de lidstaat die deze vergunning heeft afgegeven, bij ontbreken van een terugkeervisum dat werd afgeleverd door de consulaire of prefecturale autoriteiten — Begrip „terugkeervisum” — Toelaatbaarheid van overgangsmaatregelen ten gunste van zulke onderdanen die het grondgebied hebben verlaten — Beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen

Dictum

1)

De voorschriften inzake de weigering van toegang aan de onderdanen van derde landen in artikel 13 van verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 81/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009, zijn ook van toepassing op visumplichtige onderdanen van derde landen die — zonder daarbij het grondgebied van een andere lidstaat te betreden — via de buitengrenzen van de Schengenruimte wensen terug te keren naar de lidstaat die hun een tijdelijke verblijfsvergunning heeft verstrekt.

2)

Artikel 5, lid 4, sub a, van verordening nr. 562/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 81/2009, moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat die aan een onderdaan van een derde land een terugkeervisum in de zin van deze bepaling afgeeft, de toegang tot de Schengenruimte niet mag beperken tot uitsluitend de punten van binnenkomst van het nationale grondgebied.

3)

Het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen vereisen niet dat overgangsmaatregelen worden vastgesteld ten aanzien van onderdanen van derde landen die het grondgebied van een lidstaat hebben verlaten terwijl zij enkel in het bezit waren van een tijdelijke verblijfsvergunning die hangende de behandeling van een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning of van een asielverzoek was afgegeven, en die naar dit grondgebied wensen terug te keren na de inwerkingtreding van verordening nr. 562/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 81/2009.


(1)  PB C 72 van 5.3.2011.