22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 8 september 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Contencioso-Administrativo no 12 de Sevilla — Spanje) — Francisco Javier Rosado Santana/Consejería de Justicia y Administración Pública de la Junta de Andalucía

(Zaak C-177/10) (1)

(Sociale politiek - Richtlijn 1999/70/EG - Door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Clausule 4 - Toepassing van raamovereenkomst op ambtenaren - Non-discriminatiebeginsel)

2011/C 311/15

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de lo Contencioso-Administrativo no 12 de Sevilla

Partijen

Verzoekende partij: Francisco Javier Rosado Santana

Verwerende partij: Consejería de Justicia y Administración Pública de la Junta de Andalucía

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Juzgado de lo Contencioso-Administrativo no 12 de Sevilla — Uitlegging van richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999, betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43) — Clausule 4 van de bijlage (non-discriminatiebeginsel) — Werkingssfeer — Door constitutionele rechter toelaatbaar geachte discriminatie — Verplichtingen van de nationale rechter

Dictum

1)

Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, en de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die in de bijlage daarbij is opgenomen, moeten in die zin worden uitgelegd dat zij, ten eerste, van toepassing zijn op arbeidsovereenkomsten en arbeidsverhoudingen die zijn aangegaan met instanties en andere entiteiten in de openbare sector en, ten tweede, vereisen dat elk verschil in behandeling van ambtenaren in vaste dienst ten opzichte van vergelijkbare ambtenaren in tijdelijke dienst van een lidstaat louter op grond van het feit dat laatstgenoemden voor bepaalde tijd werken, is uitgesloten, tenzij dit verschil in behandeling om objectieve redenen is gerechtvaardigd, in de zin van clausule 4, punt 1, van die raamovereenkomst.

2)

Clausule 4 van die raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moet in die zin worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat de diensttijd die is vervuld door een ambtenaar in tijdelijke dienst van een overheidsinstantie niet in aanmerking wordt genomen voor de toegang van die ambtenaar, die in tussentijd ambtenaar in vaste dienst geworden, tot een interne bevordering waarop enkel ambtenaren in vaste dienst aanspraak kunnen maken, tenzij die uitsluiting om objectieve redenen gerechtvaardigd is, in de zin van punt 1 van die clausule. Het enkele feit dat de ambtenaar in tijdelijke dienst die diensttijd heeft vervuld op basis van een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding voor bepaalde tijd, vormt niet een dergelijke objectieve reden.

3)

Het primaire recht van de Unie, richtlijn 1999/70 en genoemde raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich, in beginsel, niet verzetten tegen een nationale regeling die bepaalt dat het beroep van een ambtenaar in vaste dienst tegen een besluit om hem niet toe te laten tot een vergelijkend onderzoek — welk beroep is gebaseerd op het feit dat die procedure in strijd was met clausule 4 van voornoemde raamovereenkomst — moet worden ingesteld binnen een vervaltermijn van twee maanden vanaf de datum van publicatie van de aankondiging van vergelijkend onderzoek. Een dergelijke termijn kan evenwel niet worden tegengeworpen aan een ambtenaar in vaste dienst die heeft deelgenomen aan dat vergelijkend onderzoek, is toegelaten tot de tests en wiens naam is geplaatst op de definitieve lijst van geslaagde kandidaten van dat vergelijkend onderzoek, wanneer deze de uitoefening van de door de raamovereenkomst verleende rechten in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk kon maken. In die omstandigheden kan de termijn van twee maanden pas ingaan vanaf de kennisgeving van de beschikking waarbij zijn toelating tot dat vergelijkend onderzoek en zijn aanstelling als ambtenaar in vaste dienst in de hogere groep zijn ingetrokken.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.