6.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 301/3


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 16 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Dioikitiko Efeteio Thessalonikis — Griekenland) — Zoi Chatzi/Ypourgos Oikonomikon

(Zaak C-149/10) (1)

(Sociale politiek - Richtlijn 96/34/EG - Raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof - Uitlegging van clausule 2, punt 1, van raamovereenkomst - Begunstigde van recht op ouderschapsverlof - Ouderschapsverlof bij geboorte van tweeling - Begrip „geboorte” - Inachtneming van aantal geboren kinderen - Beginsel van gelijke behandeling)

2010/C 301/04

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Dioikitiko Efeteio Thessalonikis

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Zoi Chatzi

Verwerende partij: Ypourgos Oikonomikon

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Dioikitiko Efeteio Thessalonikis — Uitlegging van clausule 2, punt 1, van richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof (PB L 145, blz. 4) juncto artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2010, C 83, blz. 389) — Ouderschapsverlof bij de geboorte van een tweeling — Toekenning van een enkele periode van ouderschapsverlof bij de geboorte van een tweeling — Schending van artikel 21 van het Handvest van de grondrechten wegens discriminatie op grond van geboorte en wegens een met het evenredigheidsbeginsel onverenigbare beperking van het recht van tweelingen

Dictum

1.

Clausule 2, punt 1, van de op 14 december 1995 gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/75/EG van de Raad van 15 december 1997, kan niet aldus worden uitgelegd dat zij aan het kind een individueel recht op ouderschapsverlof toekent.

2.

Clausule 2, punt 1, van die raamovereenkomst mag niet aldus worden uitgelegd dat de geboorte van een tweeling recht verleent op even veel ouderschapsverloven als het aantal kinderen dat is geboren. In het licht van het beginsel van gelijke behandeling legt deze clausule de nationale wetgever echter de verplichting op om een ouderschapsverlofregeling uit te werken die, rekening houdend met de bestaande situatie in de betrokken lidstaat, aan de ouders van tweelingen een behandeling garandeert die naar behoren met hun bijzondere noden rekening houdt. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of de nationale regeling aan deze eisen voldoet, en in voorkomend geval de nationale regeling zoveel mogelijk in overeenstemming met het recht van de Unie uit te leggen.


(1)  PB C 148 van 5.6.2010.