10.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/12


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland — Ierland) — Patrick Kelly/National University of Ireland (University College, Dublin)

(Zaak C-104/10) (1)

(Richtlijnen 76/207/EEG, 97/80/EG en 2002/73/EG - Toegang tot beroepsopleiding - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Afwijzing van sollicitatie - Toegang van kandidaat voor beroepsopleiding tot informatie inzake kwalificaties van andere kandidaten)

2011/C 269/19

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Ireland

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Patrick Kelly

Verwerende partij: National University of Ireland (University College, Dublin)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — High Court of Ireland — Uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 97/80/EG van de Raad van 15 december 1997 inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van het geslacht (PB 1998, L 14, blz. 6), van artikel 4 van richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (PB L 39, blz. 40) en van artikel 3 van richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van richtlijn 76/207/EEG van de Raad (PB L 269, blz. 15) — Kandidaat die een bepaalde beroepsopleiding niet heeft mogen volgen en stelt dat het beginsel van gelijke behandeling is geschonden — Verzoek om toegang tot informatie inzake de kwalificaties van andere kandidaten

Dictum

1)

Artikel 4, lid 1, van richtlijn 97/80/EG van de Raad van 15 december 1997 inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van het geslacht, moet aldus worden uitgelegd dat het een kandidaat voor een beroepsopleiding, die meent dat de weigering om hem tot deze opleiding toe te laten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, niet het recht op toegang tot de door de aanbieder van de opleiding bijgehouden informatie over de kwalificaties van de andere kandidaten voor diezelfde opleiding verleent, teneinde deze kandidaat overeenkomstig voornoemde bepaling in staat te stellen het bewijs te leveren van de „feiten […] die directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden”.

Toch kan niet worden uitgesloten dat wanneer de verwerende partij in het kader van de vaststelling van dergelijke feiten weigert om informatie te verstrekken, dit de verwezenlijking van het door deze richtlijn nagestreefde doel in gevaar kan brengen en hierdoor met name artikel 4, lid 1, ervan zijn nuttig effect kan ontnemen. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit in het hoofdgeding het geval is.

2)

Artikel 4 van richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, of artikel 1, punt 3, van richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van richtlijn 76/207, moeten aldus worden uitgelegd dat zij een kandidaat voor een beroepsopleiding niet het recht verlenen op toegang tot door de aanbieder van deze opleiding bijgehouden informatie over de kwalificaties van de andere kandidaten voor diezelfde opleiding, wanneer die kandidaat meent dat hij niet overeenkomstig dezelfde criteria als de andere kandidaten toegang tot deze opleiding heeft gekregen en dat hij het slachtoffer is geworden van discriminatie op grond van het geslacht, zoals bedoeld in voornoemd artikel 4, of wanneer die kandidaat stelt het slachtoffer te zijn van de in voornoemd artikel 1, punt 3, bedoelde discriminatie op grond van het geslacht, wat de toegang tot die beroepsopleiding betreft.

3)

Ingeval een kandidaat voor een beroepsopleiding zich op richtlijn 97/80 kan beroepen om toegang te verkrijgen tot door de aanbieder van deze opleiding bijgehouden informatie inzake de kwalificaties van de andere kandidaten bij deze opleiding, kan dit recht op toegang worden aangetast door de regels van Unierecht inzake vertrouwelijkheid.

4)

De in artikel 267, lid 3, VWEU neergelegde verplichting verschilt niet naargelang er in de betrokken lidstaat een accusatoir of een inquisitoir rechtsstelsel geldt.


(1)  PB C 134 van 22.5.2010.