22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/8


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 8 september 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Monsanto SAS e.a./Ministre de l’Agriculture et de la Pêche

(Gevoegde zaken C-58/10 tot en met C-68/10) (1)

(Landbouw - Genetisch gemodificeerde diervoeders - Noodmaatregelen - Door lidstaat vastgestelde maatregel - Voorlopige opschorting van op grond van richtlijn 90/220/EEG verleende toestemming - Rechtsgrondslag - Richtlijn 2001/18/EG - Artikel 12 - Sectorale wetgeving - Artikel 23 - Vrijwaringsclausule - Verordening (EG) nr. 1829/2003 - Artikel 20 - Bestaande producten - Artikel 34 - Verordening (EG) nr. 178/2002 - Artikelen 53 en 54 - Toepassingsvoorwaarden)

2011/C 311/10

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Monsanto SAS (C-58/10 en C-59/10), Monsanto Agriculture France SAS (C-58/10 en C-59/10), Monsanto International SARL (C-58/10 en C-59/10), Monsanto Technology LLC (C-58/10 en C-59/10), Monsanto Europe SA (C-59/10), Association générale des producteurs de maïs (AGPM) (C-60/10), Malaprade SCEA e.a. (C-61/10), Pioneer Génétique SARL (C-62/10), Pioneer Semences SAS (C-62/10), Union française des semenciers (UFS), voorheen Syndicat des établissements de semences agréés pour les semences de maïs (Seproma) (C-63/10), Caussade Semences SA (C-64/10), Limagrain Europe SA, voorheen Limagrain Verneuil Holding SA (C-65/10), Maïsadour Semences SA (C-66/10), Ragt Semences SA (C-67/10), Euralis Semences SAS (C-68/10), en Euralis Coop (C-68/10)

Verwerende partij: Ministre de l’Agriculture et de la Pêche

In tegenwoordighedi van: Association France Nature Environnement (C-59/10 en C-60/10), Confédération paysanne (C-60/10)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Conseil d’État — Uitlegging van de artikelen 20 en 34 van verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268, blz. 1), van de artikelen 12 en 23 van richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106, blz. 1) en van de artikelen 53 en 54 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31, blz. 1) — Tijdelijke opschorting of tijdelijk verbod om zaaimaïsrassen uit een lijn van genetisch gemodificeerde maïs te gebruiken of te verkopen na de vergunning voor het in de handel brengen van dit product — Bevoegdheid van nationale overheidsinstanties om dergelijke maatregelen te nemen — Begrippen „risico” en „ernstig risico” voor het milieu — Criteria voor de identificatie van het risico, de beoordeling van de waarschijnlijkheid ervan en de beoordeling van de gevolgen ervan

Dictum

1)

In omstandigheden als die in de hoofdgedingen kan een lidstaat het gebruik of het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen zoals MON 810-maïs, die overeenkomstig richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu onder meer als zaaizaad voor teeltdoeleinden zijn toegelaten, en onder de voorwaarden van artikel 20 van verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders zijn aangemeld als bestaande producten, en waarvoor vervolgens een aanvraag tot hernieuwing van de vergunning is ingediend, waarop nog dient te worden beslist, niet tijdelijk opschorten of verbieden op grond van artikel 23 van richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220/EEG, maar dergelijke maatregelen kunnen wel worden vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van verordening nr. 1829/2003.

2)

Een lidstaat mag slechts noodmaatregelen op grond van artikel 34 van verordening nr. 1829/2003 vaststellen onder de procedurele voorwaarden van artikel 54 van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of die voorwaarden zijn nageleefd.

3)

Artikel 34 van verordening nr. 1829/2003 vereist voor de vaststelling van noodmaatregelen dat de lidstaten niet alleen aantonen dat er sprake is van spoedeisendheid, maar ook van een situatie waarin er een aanzienlijk risico kan bestaan dat de gezondheid van mens of dier of het milieu duidelijk in gevaar brengt.


(1)  PB C 100 van 17.4.2010.